ECLI:NL:RBDHA:2025:19556

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.38314 en NL25.38315
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Servische vreemdeling wegens gebrek aan nieuwe relevante elementen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 september 2025, wordt het beroep van eiser, een Servische vreemdeling, tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag behandeld. Eiser had op 10 juli 2025 een opvolgende aanvraag ingediend, nadat zijn eerdere aanvraag op 16 juni 2023 was afgewezen. De minister van Asiel en Migratie verklaarde de opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk, omdat er volgens hem geen relevante nieuwe elementen of bevindingen waren die de aanvraag konden onderbouwen. Eiser stelde dat hij in de zomer van 2024 was bedreigd door de Servische autoriteiten, maar de rechtbank oordeelde dat hij deze bedreiging niet aannemelijk had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen, en dat de bedreiging niet rechtstreeks tegen hem was gericht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor eiser geen gelijk kreeg. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om nieuwe en relevante elementen aan te dragen bij opvolgende asielaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.38314 (beroep) en NL25.38315 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
2. Op 10 juli 2025 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 augustus 2025 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting, die op 18 september aanstaande staat gepland, te voorkomen.
2.1.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend om zonder zitting op het beroep te beslissen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser stelt de Servische nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedatum] 1959. Hij heeft verklaard dat hij in 2020 naar Duitsland is gereisd en dat hij daar tevergeefs asiel heeft aangevraagd. Op 25 maart 2022 heeft hij in Nederland asiel aangevraagd. Deze aanvraag heeft verweerder uiteindelijk op 16 juni 2023 afgewezen. Daartegen heeft eiser geen rechtsmiddel aangewend. Op 10 juli 2025 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij – buiten wat hij bij zijn eerdere aanvraag al naar voren heeft gebracht – ten grondslag gelegd dat hij in de zomer van 2024 is bedreigd door de Servische autoriteiten.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder heeft deze opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat er volgens verweerder geen sprake is van relevante nieuwe elementen of bevindingen [1] . Verweerder vindt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een concrete en persoonlijke bedreiging aan hem is gericht en dat daarom geen sprake is van een nieuw element. Daarbij heeft verweerder onder meer betrokken dat eiser heeft verklaard dat de bedreiging niet rechtstreeks tegen hem is gericht en dat hij geen bewijzen heeft overgelegd die zijn stelling kunnen onderbouwen.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag en vindt dat er sprake is van een nieuw element of een nieuwe bevinding, omdat hij wel aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk is bedreigd door de Servische overheid. Eiser heeft dit vernomen van een vriend van hem die meteen naar Eindhoven is gekomen om dit aan hem te vertellen. Dit is wel degelijk concreet en moet bovendien in de context van de vijandige verhoudingen in Servië worden gezien, aldus eiser.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk kon verklaren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank komt in deze uitspraak tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom kan worden afgewezen. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank zal hierna toelichten hoe zij tot deze conclusie is gekomen.
7. Als een vreemdeling een opvolgende asielaanvraag indient, omdat hij meent dat zijn situatie veranderd is, dan moet hij nieuwe elementen of bevindingen aandragen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag [2] . Elementen of bevindingen zijn nieuw wanneer die niet zijn onderzocht in het kader van het op de vorige asielaanvraag genomen besluit en waarop dat besluit niet kon worden gebaseerd. Alleen als er nieuwe elementen of bevindingen zijn ten opzichte van de eerdere asielaanvraag, komt verweerder toe aan een beoordeling van de vraag of de nieuwe elementen en bevindingen de kans aanzienlijk groter maken dat de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming. [3]
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser de door hem gestelde bedreiging in de zomer van 2024 niet aannemelijk heeft gemaakt en dat daarom geen sprake is van een nieuw element of bevinding. Het is in eerste instantie aan eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en zoveel mogelijk met documenten te onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser hier niet in is geslaagd. Zo heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat hij over de gestelde nieuwe dreiging vaag heeft verklaard en geen documenten ter onderbouwing heeft overgelegd. Ook heeft eiser verklaard dat de bedreiging niet rechtstreeks tegen hem is gericht, maar tegen zijn vriend [4] . Bovendien heeft eiser geen verdere informatie willen geven over de vriend die hem verteld heeft over de bedreiging [5] . Verder heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser niet heeft onderbouwd hoe de algemene spanningen tussen bevolkingsgroepen in Servië een nieuwe persoonlijke omstandigheid vormen in het kader van zijn asielrelaas. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser dan ook terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen
van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B van Dokkum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Idem.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2699, ov. 6.1.1.2.
4.Gehoor opvolgende aanvraag, p. 7.
5.Idem, p. 7.