AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Asielaanvraag van Iraanse eiser afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, maar door de rechtbank gegrond verklaard
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 27 maart 2023 een aanvraag ingediend, die op 25 augustus 2025 door de minister als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 oktober 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Eiser heeft verklaard dat hij in Iran problemen heeft ondervonden vanwege zijn geloofsovertuiging en deelname aan demonstraties. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen van eiser met de Iraanse autoriteiten niet geloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een motiveringsgebrek en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Voetnoten
1.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw.
4.Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
7.Algemeen Ambtsbericht.
8.Verslag van het nader gehoor van 25 augustus 2025, p. 20.
9.Idem, p. 21.
10.Zienswijze van 20 augustus 2025, p. 3.
11.AAB Iran 2022, p. 89.
12.Verslag van het nader gehoor, p. 8.
13.Verslag van het nader gehoor, p. 26-27.
14.Verslag van het nader gehoor, p. 17.
15.De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet
16.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.