ECLI:NL:RBDHA:2025:19565

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.46623
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot de overdracht naar Frankrijk

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Iraanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze is door de Minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen op basis van het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 7 oktober 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de minister niet volstond met een verwijzing naar het BMA-advies, dat voorwaarden stelde aan de fysieke overdracht naar Frankrijk. Eiseres heeft ernstige psychische klachten en de rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat de overdracht geen onmenselijke of vernederende behandeling zou opleveren, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest. De rechtbank stelt vast dat er een reëel risico bestaat op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van de gezondheidstoestand van eiseres bij overdracht.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit van 24 september 2025 en draagt de minister op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-. Deze uitspraak is gedaan door rechter A.A.M. Elzakkers en is openbaar gemaakt op 16 oktober 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.46623
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. R. Hijma),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. I.A.G. Lodders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1985] . De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 september 2025 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, S. Abbaszadeh Charandabi als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Arrest C.K.
3. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat ten aanzien van Frankrijk kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat er in beginsel vanuit mag worden gegaan dat Frankrijk de benodigde zorg en opvang aan eiseres kan bieden.
5. Eiseres voert aan dat de minister haar asielaanvraag in behandeling moet nemen. Zij doet in dat verband een beroep op het arrest C.K.¹. Eiseres kampt met ernstige psychische klachten waardoor overdracht een ernstig en onomkeerbaar risico voor haar geestelijke gezondheid zou opleveren. Het onderbreken van de huidige psychische zorg en de mantelzorg die zij van haar tante krijgt, zal leiden tot een ontregeling en verergering van haar klachten. In dat verband verwijst eiseres naar een medische verklaring van haar behandelend psycholoog bij [geestelijke gezondheidszorg] . Volgens eiseres wordt het risico op ernstige en onomkeerbare gevolgen van de overdracht onvoldoende weggenomen door het BMA-advies dat de minister heeft laten opstellen. In het BMA-advies worden alleen voorwaarden gesteld aan de fysieke overdracht aan Frankrijk, zoals begeleiding tijdens de reis door een psychiatrisch verpleegkundige, aanwezigheid bij aankomst van een behandelaar en het meenemen van een medisch paspoort en voldoende medicatie. Er wordt niet gekeken naar de zorg na de overdracht
.In dat verband verwijst eiseres naar het AIDA-rapport, juni 2025, waaruit volgt dat er grote problemen zijn met de toegankelijkheid tot de geestelijke gezondheidszorg en met voldoende opvangvoorzieningen.
6. De minister stelt zich op het standpunt dat er weliswaar sprake is van een bijzonder ernstige gezondheidssituatie, maar dat de risico’s bij overdracht aan Frankrijk voldoende worden weggenomen door de voorwaarden gesteld in het BMA-advies. Volgens de minister volstaat een verwijzing naar dit advies en hoeft er niet meer te worden gedaan om de twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheid van eiseres weg te nemen. Daarbij heeft de minister op de zitting toegelicht dat eiseres niet zal worden overgedragen voordat duidelijk is dat aan de voorwaarden voor overdracht is voldaan. Dit houdt (impliciet) ook in dat er psychische hulp en opvang voor eiseres beschikbaar is, aangezien moet worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
7. De rechtbank geeft eiseres gelijk. De minister mocht in dit geval niet volstaan met een verwijzing naar het BMA-advies. De rechtbank licht dat toe.
6.1
Uit het arrest C.K. volgt dat, ook als van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan, overdracht in het kader van de Dublinverordening (Dvo) op zichzelf een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest kan opleveren. Dit kan met name voorkomen als de overdracht van een vreemdeling met bijzonder ernstige psychische of lichamelijke problemen een ernstige verslechtering van zijn of haar gezondheidstoestand tot gevolg zal hebben, zodat er een situatie ontstaat zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest. Of dit zo is, moet worden beoordeeld bij de beslissing over de overdracht van die vreemdeling. Als een vreemdeling objectieve gegevens overlegt die de bijzondere ernst van zijn of haar gezondheidstoestand en de aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen waartoe een overdracht zou kunnen leiden, moet de minister bij het nemen van het overdrachtsbesluit beoordelen wat het risico is dat die gevolgen zich voordoen. Die vergewisplicht treedt onder meer in wanneer het risico dat een asielzoeker suïcide zal plegen als gevolg van zijn of haar overdracht door een medisch deskundige als reëel of hoog is ingeschat. In dat geval vereist de vergewisplicht dat de minister de gerezen twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheid van een vreemdeling deugdelijk gemotiveerd wegneemt. De minister kan in beginsel met het uitvoeren van de door het BMA vastgestelde reisvereisten, de gerezen twijfel over een
1 Arrest van het Europees Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 16 februari 2017 in de zaak C.K. tegen Slovenië (ECLI:EU:C: 2017:127).
schending van artikel 4 van het Handvest als gevolg van de overdracht zelf wegnemen, maar kan daar niet altijd mee volstaan.²
6.2
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres met objectieve documenten heeft onderbouwd dat zij bijzonder ernstige psychische problemen heeft die tot aanzienlijke en onomkeerbare gevolgen bij overdracht zouden kunnen leiden. Onderbreking van de zorg kan namelijk leiden tot ernstige psychische ontregeling en verhoogd risico op suïcidaliteit. Dat betekent dat de minister de gerezen twijfel over de weerslag van de overdracht op de gezondheid van eiseres deugdelijk gemotiveerd moet wegnemen. Die twijfel heeft de minister onvoldoende gemotiveerd weggenomen. De verwijzing naar het BMA-advies volstaat in dit geval namelijk niet. Het BMA-advies is gebaseerd op de medische stukken die eiseres heeft verstrekt, waarbij het belangrijkste stuk de medische verklaring van haar behandelend psycholoog is. De rechtbank kan de conclusies in het BMA-advies echter niet goed rijmen met de verklaring van de behandelend psycholoog. Zo stelt het BMA-advies dat mantelzorg niet essentieel is en er geen problemen zijn met zelfstandige medicatie inname. De psycholoog zegt echter dat eiseres in hoge mate afhankelijk is van haar tante, die onder meer zorgt voor controle van medicatie-inname, dat mantelzorg cruciaal is en dat het wegvallen hiervan zeer waarschijnlijk zal leiden tot ernstige ontregeling van de behandeling en verergering van klachten.
6.3
Daarnaast blijkt uit de verklaring van de psycholoog dat de psychische gesteldheid van eiseres bijzonder ernstig is en dat onderbreking van die zorg door overdracht kan leiden tot ernstige psychische ontregeling en verhoogd risico op suïcidaliteit. Dit laat zien dat er een reëel risico op een aanzienlijke en onomkeerbare achteruitgang van de gezondheidstoestand is bij overdracht, dat in dit bijzondere geval niet kan worden weggenomen met de reisvereisten voor de fysieke overdracht die het BMA heeft opgesteld. Met het stellen van de reisvereisten is immers nog niets gezegd over wat er gebeurt na aankomst in Frankrijk en of een nieuwe behandelomgeving in Frankrijk de noodzakelijke veiligheid van begin af aan zal kunnen bieden. Dat eiseres pas zal worden overgedragen als duidelijk is dat aan de reisvoorwaarden kan worden voldaan, biedt dan ook onvoldoende soelaas. Datzelfde geldt voor het standpunt van de minister op de zitting dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel, samen met die reisvereisten, een impliciete garantie op nodige zorg en opvang vormen.
6.4
De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de minister er niet in is geslaagd om de gerezen twijfel over de weerslag van de overdracht aan Frankrijk op de gezondheidstoestand van eiseres weg te nemen, waardoor een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest bestaat.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de minister binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen op de asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak.
2 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3297.
9. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 24 september 2025;
  • draagt de minister op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 oktober 2025

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.