In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Iraanse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze is door de Minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen op basis van het argument dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 7 oktober 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk.
De rechtbank oordeelt dat de minister niet volstond met een verwijzing naar het BMA-advies, dat voorwaarden stelde aan de fysieke overdracht naar Frankrijk. Eiseres heeft ernstige psychische klachten en de rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat de overdracht geen onmenselijke of vernederende behandeling zou opleveren, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest. De rechtbank stelt vast dat er een reëel risico bestaat op een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van de gezondheidstoestand van eiseres bij overdracht.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit van 24 september 2025 en draagt de minister op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag, met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814,-. Deze uitspraak is gedaan door rechter A.A.M. Elzakkers en is openbaar gemaakt op 16 oktober 2025.