ECLI:NL:RBDHA:2025:19599

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
SGR 25/1504
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onredelijk late indiening van beroep tegen niet tijdig beslissen door het Uwv

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2025, in de zaak tussen Stichting Jeugdgezondheidszorg (eiseres) en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), wordt het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen van het Uwv op haar verzoek om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een (ex-)werknemer behandeld. Eiseres had op 11 oktober 2022 een verzoek ingediend bij het Uwv, maar ontving geen tijdige beslissing. Na een ingebrekestelling op 27 maart 2023, heeft eiseres pas op 19 februari 2025 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het onredelijk laat is ingediend. De rechtbank wijst erop dat er een periode van ruim 1 jaar en tien maanden is verstreken tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroep. Eiseres had gehoopt dat het Uwv alsnog tot een beslissing zou komen zonder juridische stappen, maar de rechtbank concludeert dat dit niet voldoende is om het beroep ontvankelijk te verklaren. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1504

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 oktober 2025 in de zaak tussen

Stichting Jeugdgezondheidszorg, uit Zoetermeer, eiseres

(gemachtigde: C.I. Nouse),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv)
(gemachtigde: J. Voorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep van eiseres tegen het niet op tijd beslissen van het Uwv op haar verzoek van 11 oktober 2022 om een herbeoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) van mevrouw [naam] , een (ex-)werknemer van eiseres.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Procesverloop

2. Op 11 oktober 2022 heeft eiseres een verzoek om een herbeoordeling voor haar (ex-)werknemer bij het Uwv ingediend. Op 12 oktober 2022 heeft het Uwv het verzoek ontvangen. Omdat er binnen de wettelijke termijn geen beslissing op het verzoek werd genomen, heeft eiseres op 27 maart 2023 een ingebrekestelling gestuurd aan het Uwv. Het Uwv heeft de ontvangst van die ingebrekestelling op 28 maart 2023 bevestigd. Op 1 juni 2023 heeft het Uwv een dwangsombeschikking afgegeven.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld op 19 februari 2025.

Beoordeling door de rechtbank

4. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, zoals in deze zaak, is het indienen van beroep niet aan een termijn gebonden. Wel is het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. [1] Tussen de ingebrekestelling van 27 maart 2023 en het beroep niet tijdig beslissen van 19 februari 2025 zit een periode van ruim 1 jaar en tien maanden.
5. Eiseres geeft aan dat zij niet eerder beroep heeft ingesteld omdat zij hoopte dat het Uwv alsnog zonder juridische stappen tot een beslissing zou komen. Eiseres wilde uit coulance het Uwv voldoende tijd geven om tot een beslissing te komen. Zij stelt zich op het standpunt dat het beroep niet onredelijk laat is en verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 25 maart 2025 (ECLI:NL:RBMNE:2025:3921).
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres onredelijk laat is ingediend. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser eerst na ruim 22 maanden na het verzoek in rechte is opgekomen tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat in die periode 2 contactmomenten zijn geweest, namelijk op 3 oktober 2023 (
een jaar na het verzoek) en op 17 februari 2025 (
kort voor indienen beroep). Onder deze omstandigheden kan ook een beroep op de door eiseres aangehaalde uitspraak niet slagen. In die zaak had de eisende partij niet stilgezeten en regelmatig contact onderhouden met het Uwv.
7. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Cakir, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar artikel 6:12, eerste lid, van de Awb, in samenhang met het vierde lid van dat artikel.