ECLI:NL:RBDHA:2025:19650

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.48193
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Ghanese vreemdeling en de beoordeling van de voortvarendheid van de minister in het uitzettingsproces

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 15 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Ghanese vreemdeling, eiser, die op 9 april 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. De minister had de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd en deze op 2 oktober 2025 met maximaal twaalf maanden verlengd. Eiser heeft tegen dit verlengingsbesluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 13 oktober 2025 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en werd er een tolk ingeschakeld. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de nationaliteit van eiser en de voortgang van de uitzettingsprocedure. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende voortvarend handelde in de uitzetting van eiser, ondanks de lange duur van de aanvraag voor een laissez-passer. Eiser betwistte de voortvarendheid van de minister en stelde dat zijn belang om in vrijheid te worden gesteld zwaarder weegt dan het belang van de minister om de maatregel van bewaring voort te zetten. De rechtbank concludeerde echter dat de belangenafweging in het voordeel van de minister uitviel, omdat eiser niet meewerkte aan zijn uitzetting en er geen bijzondere belangen waren die de bewaring onrechtmatig zouden maken. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank heeft ook ambtshalve getoetst of de maatregel van bewaring onrechtmatig was, maar kwam tot de conclusie dat dit niet het geval was.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.48193
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. S. Akkas),

en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

De minister heeft op 9 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Bij besluit van 2 oktober 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het verlengingsbesluit beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw Mensah. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Ghanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1988] .
Toetsingskader
2. Volgens artikel 59, zesde lid, van de Vw mag de maatregel van bewaring met nog eens twaalf maanden worden verlengd, als uitzetting wellicht meer tijd zal vergen (alle redelijke inspanningen ten spijt) als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn uitzetting of de daartoe benodigde documentatie uit derde landen nog ontbreekt.
3. De minister moet in het verlengingsbesluit conform het beleid van paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) nagaan of er voldaan is aan de voorwaarden
voor verlenging, of er nog voldoende gronden voor de bewaring zijn, of de bewaring voor de vreemdeling onevenredig bezwarend is en of er zicht op uitzetting bestaat. Als dit voldoende gemotiveerd is, wordt hiermee voldaan aan alle uit de Terugkeerrichtlijn en het arrest Mahdi¹ voortvloeiende vereisten voor het nemen van een verlengingsbesluit².
Bewaringsgronden
5. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
6. Eiser betwist de zware grond onder 3c. De rechtbank is van oordeel dat de niet betwiste zware gronden onder 3a, 3b, 3d, 3e, 3i en de lichte gronden onder 4a, 4c en 4d feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen, omdat hieruit een risico op onttrekking aan het toezicht blijkt. De rechtbank laat de door eiser betwiste grond om die reden verder onbesproken.
Voortvarend handelen
7. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De aanvraag voor een laissez-passer (lp) duurt inmiddels al zes maanden en dit heeft tot op heden nog niet geleid tot afgifte van een lp. Er is geen indicatie wanneer een lp zal worden afgegeven. De minister had gelet op de lange duur van de lp-procedure moeten rappelleren op dossierniveau in plaats van te volstaan met alleen schriftelijke rappels.
8. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Tot op heden heeft de minister geen bericht van de Ghanese autoriteiten
1. ECLI:EU:C:2014:1320.
ontvangen dat voor eiser geen lp zal worden afgegeven. Dit toont aan dat het onderzoek op de lp-aanvraag nog loopt. Uit de voortgangsrapportage (M120) volgt dat de minister regelmatig schriftelijk rappelleert op de lp-aanvraag. Eiser kan de lp-procedure zelf bespoedigen door mee te werken aan een presentatie bij de Ghanese autoriteiten, maar dit weigert hij. De schriftelijke rappels zijn voldoende om de oordelen dat de minister voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
9. Eiser stelt dat het inmiddels tot een punt is gekomen waarop zijn belang om in vrijheid te worden gesteld zwaarder weegt dan het belang van de minister om de maatregel van bewaring te laten voortduren. Eiser wordt inmiddels bijna zeven maanden lang zijn vrijheid ontnomen.
10. De rechtbank is van oordeel dat eisers stelling in het kader van de belangenafweging geen aanleiding is om de bewaring op te heffen. Eiser werkt in het geheel niet mee aan zijn uitzetting en van bijzondere belangen van eiser is verder niet gebleken. Om die redenen valt de belangenafweging niet in zijn voordeel uit. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
11. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
12. Het beroep in ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 oktober 2025

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.