ECLI:NL:RBDHA:2025:1967
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
Op 9 januari 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker, die vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde mr. A.J. de Boer, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In een eerdere uitspraak, zaaknummer NL25.1359, heeft de rechtbank het beroep van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier mr. K.E. Mulder. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.