ECLI:NL:RBDHA:2025:1968

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49395 en NL24.49396
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Senegalese eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, maar rechtbank vernietigt besluit wegens onvoldoende motivering

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2025, wordt het beroep van een Senegalese eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, die op 23 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 5 december 2024 te horen dat haar aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bang is voor uithuwelijking door haar vader en dat zij in december 2023 verkracht is, wat haar vrees voor terugkeer naar Senegal versterkt.

De rechtbank constateert dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de asielmotieven van eiseres niet geloofwaardig achtte, met de stelling dat Senegal een veilig land van herkomst is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvraag in de versnelde procedure te behandelen en onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op de verklaringen van eiseres. De rechtbank heeft de uitspraak van de meervoudige kamer van 8 januari 2025 in overweging genomen, waarin werd geoordeeld dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering berust.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.721,- toegewezen, die door verweerder moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49395 en NL24.49396
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres)

(gemachtigde: mr. B. Snoeij),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres. Zij heeft op 23 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, B.J. Kane als tolk, de gemachtigde van eiseres, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft de Senegalese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2005. Zij heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat haar vader haar wil uithuwelijken aan haar neef. Eiseres wil niet trouwen met haar neef, en is bang dat haar vader haar zal vermoorden wanneer zij dit weigert. In de zienswijze heeft eiseres toegevoegd dat zij in december 2023 verkracht is door een buschauffeur toen zij op weg was naar huis. Als zij zou moeten trouwen, kan zij daardoor niet aantonen dat zij maagd is en zij zou dan door haar vader worden verstoten.
3. Het asielrelaas van eiseres bestaat volgens verweerder uit twee asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • uithuwelijking aan haar neef.
Verweerder heeft beide asielmotieven geloofwaardig gevonden. Maar verweerder vindt de vrees dat de vader van eiseres haar zal vermoorden bij terugkeer naar Senegal, niet aannemelijk. Daarnaast is Senegal een veilig land van herkomst en is het voor eiseres mogelijk om de bescherming van de autoriteiten in te roepen in het geval dat dit nodig mocht blijken te zijn. In reactie op de zienswijze heeft verweerder in het bestreden besluit gesteld dat over de verkrachting geen verdere vragen gesteld hoeven worden omdat de gebeurtenis geen directe reden voor vertrek is geweest. Ook heeft eiseres niet nader onderbouwd dat deze gebeurtenis ertoe zal leiden dat zij zal worden verstoten door haar familie. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond [1] en bepaald dat zij Nederland onmiddellijk moet verlaten. Ook heeft verweerder aan eiseres een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Het bestreden besluit kan volgens eiseres niet in stand blijven omdat dit besluit niet genomen had mogen worden zonder eiseres aanvullend te horen over haar verklaringen in de zienswijze. Hoewel aan eiseres kan worden tegengeworpen dat zij niet eerder over deze gebeurtenis heeft verklaard, heeft zij hiervoor een goede en navolgbare verklaring gegeven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank heeft ambtshalve de uitspraak van haar meervoudige kamer van
8 januari 2025 [2] voorgehouden aan partijen omdat zowel in die uitspraak als in deze uitspraak het aanmerken van een land als veilig land van herkomst van belang is. De meervoudige kamer heeft geoordeeld dat het uitzonderen van groepen zich niet verdraagt met de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst in de zin van de Procedurerichtlijn. De meervoudige kamer heeft artikel 3.37f, vierde lid, aanhef en onder a van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Vv) onverbindend verklaard. De meervoudige kamer heeft daarom ook geoordeeld dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering berust, nu daarin twee groepen zijn uitgezonderd van de aanwijzing als veilig land.
5.1.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend waarin is betoogd dat de Procedurerichtlijn er niet aan in de weg staat om bepaalde groepen personen uit te zonderen van de aanwijzing van een land als veilig land van herkomst. De rechtbank stelt vast dat verweerder hierbij dezelfde argumenten heeft aangedragen als in de zaak die voorlag bij de meervoudige kamer. De rechtbank sluit zich aan bij het oordeel van de meervoudige kamer en neemt de motivering in rechtsoverwegingen 7 tot en met 9.7 over.
5.2.
Bovenstaande betekent voor eiseres dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door haar asielaanvraag in de versnelde procedure te behandelen en dat verweerder haar aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Omdat de bestuursrechter het geschil zoveel mogelijk definitief beslecht, [3] zal de rechtbank hierna onderzoeken of zij aanleiding ziet om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten of dat zij aanleiding ziet om zelf in de zaak te voorzien.
6. Op de zitting heeft verweerder aangegeven dat in het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd is ingegaan op de gebeurtenis waar eiseres in haar zienswijze over verklaard heeft. Verweerder heeft de rechtbank verzocht om een bestuurlijke lus [4] toe te passen en verweerder de gelegenheid te geven om dit gebrek te herstellen.
6.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het toepassen van de bestuurlijke lus. De regeling van de bestuurlijke lus heeft tot doel gebreken zo snel mogelijk te laten herstellen, ter voorkoming van nodeloos tijdsverlies en extra besluiten met daarmee samenhangende nieuwe rechterlijke procedures [5] . Het is de rechtbank niet duidelijk of het gebrek op korte termijn hersteld kan worden met een aanvullende motivering. Verweerder heeft aangegeven te moeten onderzoeken in hoeverre de gestelde gebeurtenis van invloed is op de beoordeling ook in het kader van de zwaarwegendheid. Verweerder heeft ook aangegeven nog niet te weten of eiseres hiervoor mogelijk aanvullend gehoord zal worden. Het is daarom onduidelijk hoeveel tijd het herstel van het gebrek zal vergen en ook of de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres na het nader onderzoek nog stand zal houden. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat eiseres momenteel in grensdetentie zit en daarin zou blijven gedurende de toepassing van de bestuurlijke lus. Nu het onduidelijk is hoelang herstel van het gebrek zou duren, acht de rechtbank dit onwenselijk.
7. Omdat verweerder zelf erkend heeft dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en de rechtbank geen toepassing zal geven aan de bestuurlijke lus, ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft de afwijzing van de asielaanvraag onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit zal daarom worden vernietigd.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
10. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.721,-. [6]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/de voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.721,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.A. Vinken, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Zie artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Zoals bedoeld in artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb.
5.MvT, Kamerstukken II 2007/08, 31 352, nr. 6, p. 1-2.
6.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 907,- per punt en een wegingsfactor 1.