In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 januari 2025, wordt het beroep van een Senegalese eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. Eiseres, die op 23 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 5 december 2024 te horen dat haar aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank behandelt zowel het beroep als het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiseres heeft aangevoerd dat zij bang is voor uithuwelijking door haar vader en dat zij in december 2023 verkracht is, wat haar vrees voor terugkeer naar Senegal versterkt.
De rechtbank constateert dat verweerder, de minister van Asiel en Migratie, de asielmotieven van eiseres niet geloofwaardig achtte, met de stelling dat Senegal een veilig land van herkomst is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvraag in de versnelde procedure te behandelen en onvoldoende gemotiveerd is ingegaan op de verklaringen van eiseres. De rechtbank heeft de uitspraak van de meervoudige kamer van 8 januari 2025 in overweging genomen, waarin werd geoordeeld dat de aanwijzing van Senegal als veilig land van herkomst niet op een draagkrachtige motivering berust.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiseres. De rechtbank wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.721,- toegewezen, die door verweerder moet worden betaald.