ECLI:NL:RBDHA:2025:19708

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/690465 / JE RK 25-1477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoek benoeming bijzondere curator in een jeugdzorgzaak

Op 8 oktober 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een tussenbeschikking uitgesproken in een jeugdzorgzaak betreffende de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van drie maanden toegewezen, omdat er behoefte is aan verdere evaluatie van de omgangsregeling tussen de minderjarige en de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, ondanks eerdere spanningen, positieve ontwikkelingen hebben doorgemaakt, met name de vader die zijn drugsgebruik heeft gestopt en zich inzet voor de omgang met zijn kind. De moeder heeft ook haar medewerking betuigd aan de uitbreiding van de omgang, mits deze veilig en emotioneel ondersteunend is voor de minderjarige.

Daarnaast heeft de kinderrechter het zelfstandig verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator afgewezen. De kinderrechter oordeelt dat de huidige jeugdbeschermer voldoende in staat is om de belangen van de minderjarige te behartigen en dat de benoeming van een bijzondere curator niet noodzakelijk is. De kinderrechter benadrukt dat de ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het verbeteren van hun communicatie en het maken van afspraken over de omgang. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling verzocht om een schriftelijke update over de voortgang van de ondertoezichtstelling en de omgangsregeling, en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/690465 / JE RK 25-1477
Datum uitspraak: 8 oktober 2025
Tussenbeschikking van de kinderrechter
Verlenging ondertoezichtstelling
Afwijzing zelfstandig verzoek benoeming bijzondere curator
in de zaak van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Leiden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.G. Nieman uit Leiden,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. P. Minkes uit Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 augustus 2025;
  • het bericht van de advocaat van de vader, met zelfstandig verzoek, van 5 oktober 2025;
  • de mail van de advocaat van de vader aan de gecertificeerde instelling, ontvangen op 7 oktober 2025;
De vader heeft ter zitting een brief voorgelezen, die aan het dossier is toegevoegd.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling.
2.
De feiten
2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 november 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 13 oktober 2025.

3.Het verzoek

De beoordeling van dit verzoek en hetgeen de rechtbank op een nieuwe zitting met de ouders, advocaten en gecertificeerde instelling wil bespreken is te lezen onder punt 5 in deze beschikking. Onder punt 3 en 4 in de beschikking worden eerst nog de standpunten weergegeven.
3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling motiveert het verzoek als volgt. [minderjarige] wordt geconfronteerd met de spanningen tussen de ouders, waardoor [minderjarige] geen onbelast contact kan hebben met beide ouders. Het lukt de ouders niet om in het belang van [minderjarige] constructief met elkaar in gesprek te gaan over de omgang tussen de vader en [minderjarige] . De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat de omgang per december 2024 weer is herstart met om de veertien dagen omgang bij de vader op zaterdag en zondag zonder overnachting. Dit is daarna enige tijd niet doorgegaan, omdat bij de overdracht een derde persoon nodig was en het de ouders niet lukte hier een geschikt persoon voor aan te wijzen. Uiteindelijk is het in april 2025 gelukt om afspraken te maken tussen de ouders, waardoor de overdrachten tussen de ouders goed gaan zonder dat hierbij een derde persoon aanwezig is.
De gecertificeerde instelling heeft ervoor gekozen de omgang in het voorjaar nog niet uit te breiden met overnachting, omdat [minderjarige] toen net gestart was op school en zij aan deze wijziging moest wennen. Het doel van de gecertificeerde instelling was om de omgang uit te breiden naar een overnachting bij de vader in de zomervakantie, maar dit is niet gelukt. De moeder ging hier namelijk niet mee akkoord omdat het te snel zou gaan en zij nog zorgen had over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader. Het lukte toen nog niet om met beide ouders tot afspraken te komen over de uitbreiding van de omgang. Ook is de omgang met [minderjarige] en de vader meerdere keren niet door gegaan vanwege vakanties van de moeder. De moeder weigerde daarbij compensatie aan de vader voor deze gemiste omgangsmomenten. De jeugdbeschermer heeft vervolgens in overleg met de jurist van de gecertificeerde instelling besloten om na de vakantieperiode over te gaan op overnachten in de weekenden bij de vader. Dit heeft eenmalig plaatsgevonden in het weekend van 13 en 14 september 2025. De overdracht en het overnachten gingen goed. Het omgangsweekend daarna is het overnachten niet gelukt omdat [minderjarige] zich niet lekker voelde. De vader heeft zich verantwoordelijk getoond voor het welzijn van [minderjarige] en haar eerder naar de moeder teruggebracht. De ouders waren toen dus goed in staat dit onderling op te lossen en het belang van [minderjarige] voorop te stellen. Het is de bedoeling om in de kerstvakantie volledig toe te werken naar de omgangsregeling zoals vastgesteld bij beschikking van 10 november 2023.
3.3.
Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling ter zitting het volgende aangevuld. Aangezien het de ouders onvoldoende lukt om tot een constructief gesprek te komen, heeft de gecertificeerde instelling de ouders aangemeld voor Parallel Solo Ouderschap bij [zorginstantie 1] . De wachttijd bedraagt zes maanden. Op advies van Oog voor Thuis is gekozen voor [zorginstantie 1] , omdat deze de minste wachttijd zou hebben. De vader heeft aangegeven open te staan voor Parallel Solo Ouderschap. De moeder wil geïnformeerd worden over wat het inhoudt. De jeugdbeschermer heeft [zorginstantie 1] daarom gevraagd om een oriënterend gesprek. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling aangegeven dat [minderjarige] sinds augustus 2024 speltherapie heeft bij een kinderpsycholoog. Dit heeft tijdelijk stilgelegen in verband met het zwangerschapsverlof van de kinderpsycholoog en zal binnenkort weer gestart worden. Volgens de gecertificeerde instelling blijft een jeugdbeschermer noodzakelijk om de omgang tussen de vader en [minderjarige] te waarborgen en passende hulp in te zetten voor de ouders en [minderjarige] .

4.De standpunten

4.1.
De vader is het eens met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Door de advocaat van de vader is bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige] . De advocaat van de vader brengt hiertoe het volgende naar voren. Zij is van mening dat een bijzondere curator noodzakelijk is omdat de jeugdbeschermer de belangen van [minderjarige] onvoldoende behartigt. De jeugdbeschermer heeft weinig tot niets gedaan om de moeder te bewegen tot naleving van de omgangsregeling die is vastgesteld bij beschikking van 10 november 2023. Volgens de advocaat had de opbouw van de omgang letterlijk zo uitgevoerd moeten worden, als in 2023 verwoord. En anders had er wijziging van de regeling gevraagd moeten worden.
Er zijn nog geen afspraken gemaakt over de vakanties. Daarnaast is de moeder twee keer op vakantie gegaan tijdens het weekend waarop de omgang met de vader zou plaatsvinden, waarvoor ten onrechte geen compensatie is geboden. Er zijn onvoldoende inspanningen verricht vanuit de gecertificeerde instelling om de omgang exact conform de beschikking te laten plaatsvinden. Volgens de advocaat is het niet aan de gecertificeerde instelling om te bepalen hoe de omgang moet zijn en is de gecertificeerde instelling verplicht om de destijds rechterlijke vastgestelde omgangsregeling na te leven. Dit leidt tot onnodige spanningen met de moeder en ondermijnt het vertrouwen in de zorgvuldigheid van de hulpverlening.
4.2.
De moeder stemt in met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het zelfstandige verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator. De moeder vindt dat de aanstelling van een bijzondere curator teveel voor [minderjarige] zal worden. Daarnaast verwacht de moeder dat de bijzondere curator geen toegevoegde waarde zal hebben, omdat er een vaste jeugdbeschermer betrokken is en [minderjarige] ook gesprekken heeft met een kinderpsycholoog. De moeder ziet [minderjarige] wanneer zij thuis komt van omgang met de vader en dan zit er op zondagavond spanning bij [minderjarige] . Zij moet dan de tijd hebben om weer om te schakelen, voordat zij op zondagavond naar bed gaat. Omdat de volgende dag een schooldag is voor [minderjarige] kan de bedtijd niet naar later verschoven worden. De moeder wil graag meer informatie hebben over hoe het met [minderjarige] thuis bij de vader gaat en hoe hij nu omgaat met zijn emotieregulatieproblematiek. De moeder heeft daarom de voorkeur voor een mediaton traject om in deze fase toe te werken naar een voor [minderjarige] goede omgangsregeling, in plaats van dat voor [minderjarige] een extra persoon in de figuur van een bijzondere curator wordt benoemd.
4.3.
De gecertificeerde instelling heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het verzoek tot een bijzondere curator. De gecertificeerde instelling heeft wel de voorkeur uitgesproken voor een mediator van de gecertificeerde instelling zelf, omdat deze snel kan starten. Er is een deskundige beschikbaar hiervoor.

5.Beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Sinds de vorige zitting bij de rechtbank hebben zich aan de zijde van de ouders positieve ontwikkelingen voorgedaan.
Wat is positief aan de zijde van de vader?De vader heeft behandeling gehad van de [zorginstantie 2] en nu gebruikt hij geen drugs meer. Vrijwillig laat hij de resultaten van testen zien, waaruit dit blijkt. Ook is hij gestart met een behandeling bij [zorginstantie 3] , waarvan hij de informatie over de resultaten wil delen. Tot slot (en misschien wel het allerbelangrijkst om zorgen bij de moeder weg te nemen) heeft hij laten zien de belangen van [minderjarige] zwaarder te laten wegen ten aanzien van de omgang, omdat hij zelf het weekend heeft afgebroken, toen [minderjarige] zich niet lekker voelde. De vader wil graag tempo zien bij de uitbreiding van de omgang, nu zijn drugsgebruik is gestopt en ‘een kort lontje’ probeert te vermijden. Voor [minderjarige] en de moeder is dit wel in de afgelopen tijd belastend geweest en voor de jeugdbeschermer reden om (het tempo van uitbreiding van) de omgang te vertragen in afwijking van de in november 2023 door de rechtbank uitgezette lijn.
Wat is positief aan de zijde van de moeder?
Positief aan de zijde van de moeder is dat zij ondanks haar eerdere zorgen in het belang van [minderjarige] meewerkt aan uitbreiding van de omgang met overnachten bij de vader. Ook is ter zitting opnieuw uitgesproken dat de moeder het belang van [minderjarige] bij een goede omgang met de vader inziet en daaraan wil mee werken, mits de vader zorgt voor een fijne en (emotioneel) veilige omgangstijd bij hem voor [minderjarige] , zo begrijpt de kinderrechter.
Als dit de komende maanden gerealiseerd kan worden door de ouders, zal een nog jarenlang voortdurende bemoeienis door derden, zoals bij een ondertoezichtstelling, hopelijk niet meer nodig zijn en kunnen zij zich als ouders concentreren op waar het om gaat: [minderjarige] zien opgroeien tot een evenwichtige volwassene en als ouder daaraan allebei positief bijdragen.
Om dit te kunnen bereiken is het van belang om (opnieuw) duidelijk te maken dat de in november 2023 uitgesproken omgangsregeling niet star kan worden uitgelegd.
Het belang van [minderjarige] moet immers voor de ouders altijd voorop staan. Dat de vader dat ook wel begrijpt heeft hij aangetoond door [minderjarige] tijdens het omgangsweekend eerder naar huis te brengen.
De advocaat van de vader verwijst in haar stukken en ter zitting naar de vastgelegde regeling. Er wordt echter onvoldoende gewicht toegekend aan het feit dat in de tekst van de beschikking óók staat dat de uitvoering onder regie van de jeugdbeschermer zal plaatsvinden en afwijking van het afbouwschema mogelijk is, mits met instemming van de jeugdbeschermer. Daarmee krijgt de regeling mede het karakter van een intentieverklaring, waarbij de rechtbank ruimte gegeven heeft voor afwijking, indien nodig en in het belang van [minderjarige] .
De advocaat van de vader heeft evenwel een punt, wanneer zij stelt dat er na november 2023 eerder wijziging gevraagd had kunnen worden van de beschikking, nu deze in de praktijk ernstige vertraging had opgelopen.
Nu de omgangsregeling aan een update toe is en partijen daarover duidelijkheid nodig hebben, is het de bedoeling van de rechtbank, zoals ook ter zitting toegelicht, dat partijen de komende maanden trachten tot een afspraak over een voor [minderjarige] goede omgangsregeling te komen, rekening houdend met haar leeftijd (inmiddels is zij ruim 4 jaar oud) en haar andere bezigheden, waaronder school en de speltherapie. Daarbij is een deskundige derde noodzakelijk om het gesprek tussen de ouders te begeleiden. De jeugdbeschermer is dit niet gelukt, zo is ter zitting gebleken, maar mogelijk een ervaren deskundige wel.
Een deskundige, zoals beschikbaar op korte termijn bij de gecertificeerde instelling, is daarvoor bij uitstek geschikt en kan adviseren over wat voor [minderjarige] het beste zou zijn, mede gelet op haar huidige leeftijd. De zorg dat deze niet neutraal zou zijn, zoals geuit door de advocaat van vader, frustreert een snelle start van de gesprekken, terwijl juist de vader degene is die snel tot goede afspraken wil komen, ook over vakanties e.d..
De deskundige kan eerst afzonderlijk met de vader en moeder spreken over hun ideeën en/of voorstel en vervolgens gezamenlijk, wanneer er geschilpunten zouden zijn. Kan omgang niet doorgaan vanwege een verhindering bij moeder, dan dient er aandacht te zijn voor een omgang op een ander moment. Ook vakanties, feestdagen, verjaardagen en Moeder- en Vaderdag dienen deel uit te maken van de afspraken, zodat voor iedere ouder de regeling voldoende is uitgewerkt op details en het risico op discussies tussen de ouders hierover geminimaliseerd wordt. Naarmate [minderjarige] ouder wordt, zal in de toekomst de regeling aangepast kunnen worden, wanneer dit in het belang van [minderjarige] gewenst is.
Van de jeugdbeschermer verwacht de rechtbank dat zij het resultaat (of uitblijven daarvan) tijdig aan de rechtbank rapporteert, alsmede in overweging neemt zo nodig een wijziging van de in november 2023 vastgelegde regeling te verzoeken. Dit geschilpunt tussen de ouders dient of door henzelf of door de rechtbank te worden opgelost, nu de beschikking uit november 2023 dit doel, al was het maar door het verstrijken van 2 jaar, niet meer dient.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ondertussen, zolang de discussie rond de omgangsregeling niet is afgerond in de vorm van een nieuwe vastlegging nog steeds ernstig bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is gelegen in het verstoorde contact tussen de ouders en het niet eens kunnen worden over de omgangsregeling die eerder is vastgesteld met mogelijkheid tot afwijking daarvan bij beschikking van 10 november 2023.
5.3.
Het is voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] van belang dat zij een band op kan bouwen met de vader. Aangezien het de ouders nog niet is gelukt om met elkaar afspraken te maken, is het voorgekomen dat de vader [minderjarige] voor langere tijd niet heeft gezien. Het lukt de ouders nog niet om zonder tussenkomst de omgang tussen de vader en [minderjarige] te regelen. Wanneer de omgang tussen de vader en [minderjarige] niet door kan gaan, is de kinderrechter van oordeel dat dit moet worden gecompenseerd door een ander moment voor de omgang te vinden. De komende periode dient daadwerkelijk benut te worden om tot afspraken over de omgangsregeling te komen. Het is noodzakelijk voor [minderjarige] dat er duidelijkheid komt over de omgang, zodat zij hier rust en structuur in kan ervaren en onbelast een band kan opbouwen met de vader. De kinderrechter verwacht dat het traject Parallel Solo Ouderschap de ouders kan helpen met het verbeteren van de onderlinge communicatie, maar ziet ook dat de wachtlijst hiervan lang is en daar niet op gewacht kan worden. Gelet op het voorstaande dient een jeugdbeschermer betrokken te blijven die erop toeziet dat de juiste hulpverlening wordt ingezet voor [minderjarige] en de ouders. Ook is een jeugdbeschermer noodzakelijk om een plan op te stellen zodat de bij beschikking van 10 november 2023 vastgestelde omgangsregeling wordt nageleefd.
5.4.
Aangezien de kinderrechter op korte termijn wil vernemen hoe het gaat met de opbouw van de omgangsregeling, ziet zij aanleiding om het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling toe te wijzen voor een periode van drie maanden. Het verzoek zal voor het overige worden aangehouden. De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat zij voldoende tijd heeft op zondag om bij te komen na het weekend bij de vader, voordat zij weer naar school moet op maandag.
5.5.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk
twee wekenvoor de nog nader te bepalen zittingsdatum aan de rechtbank en de belanghebbenden een schriftelijke update te sturen met daarin het verloop van de ondertoezichtstelling en aan te geven of het restant van het verzoek wordt gehandhaafd.
5.6.
Daarbij vraagt de kinderrechter tevens informatie van partijen over het verloop van de omgangsregeling, de gesprekken om te komen tot een goede omgangsregeling voor [minderjarige] , de behandeling van de vader bij [zorginstantie 3] , eventueel informatie van de reclasseringsmedewerker en de informatie over het verloop van de gesprekken van [minderjarige] met de kinderpsycholoog. Ook verwacht de kinderrechter van de gecertificeerde instelling de stand van zaken wat betreft de aanmelding voor het traject Parallel Solo Ouderschap, wat de duur van de wachtlijst is en of er een oriënterend gesprek heeft plaatsgevonden of gepland gaat worden.
5.7.
Ten slotte verwacht de kinderrechter van de gecertificeerde instelling een plan voor een omgangsregeling, die passend is voor [minderjarige] gezien haar leeftijd en leven, inclusief de verdeling van de feestdagen, verjaardagen en vakanties.
Afwijzing zelfstandig verzoek bijzondere curator
5.8.
Ten aanzien van het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator volgt de kinderrechter de redenering van het hof van de beschikking van 5 maart 2025. De bijzondere curator is bedoeld om specifiek het kind te vertegenwoordigen en diens belangen in de procedure te behartigen. Bij het gezin is een vaste jeugdbeschermer betrokken die de belangen van [minderjarige] bewaakt en de ouders kan ondersteunen bij de communicatie over [minderjarige] . De kinderrechter is van oordeel dat door en namens de vader onvoldoende is aangetoond dat de jeugdbeschermer de belangen van [minderjarige] onvoldoende behartigt. De bijzondere curator is daarnaast niet bedoeld om de conflicten tussen de ouders op te lossen. De kinderrechter ziet daarom geen meerwaarde in de benoeming van een bijzondere curator.
5.9.
In het bovenstaande is toegelicht waarom een deskundige (op zo kort mogelijke termijn) de ouders dient te helpen bij het komen van afspraken voor een passende omgangsregeling. De benoeming van een bijzondere curator leidt tot vertraging en belast [minderjarige] met een nieuwe persoon die haar bevraagt. Het zijn de ouders die aan het werk moeten in deze fase, niet [minderjarige] .
5.10.
De kinderrechter spoort de ouders dus aan om samen met de deskundige van de gecertificeerde instelling in gesprek te gaan om tot een overeenkomst te komen over een toekomstige omgangsregeling. Om deze redenen zal de kinderrechter het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator afwijzen.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.11.
De kinderrechter zal de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 13 januari 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen vóór
13 januari 2026;
6.4.
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- de gecertificeerde instelling;
- de moeder met advocaat;
- de vader met advocaat.
6.5.
verzoekt de gecertificeerde instelling
uiterlijk twee wekenvoorafgaand aan voornoemde zitting een
schriftelijke updatezoals hierboven genoemd aan de rechtbank en de belanghebbenden te doen toekomen.
6.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2025 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van F.A.M. Wever als griffier, en op schrift gesteld op 23 oktober 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.