In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2025, met zaaknummers NL24.49399 en NL24.49400, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben, heeft op 20 november 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet geloofwaardig kon maken dat zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze was verkregen. Eiser heeft echter een oprechte inspanning geleverd om bewijs te verzamelen en contact op te nemen met de Keniaanse autoriteiten, maar verweerder heeft dit niet in zijn besluitvorming meegenomen.
De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende heeft aangetoond dat hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om de echtheid van zijn Keniaanse paspoort aan te tonen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op € 2.721,-. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de asielzoeker als de overheid in het proces van asielaanvragen, vooral in gevallen waar de identiteit en nationaliteit ter discussie staan. De rechtbank concludeert dat de besluitvorming van verweerder onzorgvuldig was, omdat er onvoldoende rekening is gehouden met de inspanningen van eiser om zijn identiteit te bewijzen.