ECLI:NL:RBDHA:2025:1972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.49399 en NL24.49400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en voorlopige voorziening in verband met frauduleus verkregen Keniaans paspoort

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2025, met zaaknummers NL24.49399 en NL24.49400, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die stelt de Somalische nationaliteit te hebben, heeft op 20 november 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 december 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser niet geloofwaardig kon maken dat zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze was verkregen. Eiser heeft echter een oprechte inspanning geleverd om bewijs te verzamelen en contact op te nemen met de Keniaanse autoriteiten, maar verweerder heeft dit niet in zijn besluitvorming meegenomen.

De rechtbank oordeelt dat eiser voldoende heeft aangetoond dat hij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem verwacht kon worden om de echtheid van zijn Keniaanse paspoort aan te tonen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op € 2.721,-. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de asielzoeker als de overheid in het proces van asielaanvragen, vooral in gevallen waar de identiteit en nationaliteit ter discussie staan. De rechtbank concludeert dat de besluitvorming van verweerder onzorgvuldig was, omdat er onvoldoende rekening is gehouden met de inspanningen van eiser om zijn identiteit te bewijzen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.49399 en NL24.49400
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.E. Herlaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Hij heeft op 20 november 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 4 december 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, A.H. Sharif als tolk, de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt [alias] te zijn, de Somalische nationaliteit te hebben en op [geboortedatum 1] 1997 geboren te zijn. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in Somalië gediscrimineerd werd omdat hij een bastaard is. In 2022 is hij naar de grens met Kenia gegaan en is daar keeper geworden bij een voetbalteam. Daar heeft hij een Keniaans paspoort weten te regelen. Op een gegeven moment is hij teruggekeerd naar de stad in Somalië waar hij vandaan kwam en heeft de lokale overheid hem benaderd om militair te worden. Vervolgens heeft ook Al Shabaab hem geprobeerd te rekruteren. Omdat eiser geen militair wilde worden en zich ook niet wilde aansluiten bij Al Shabaab, heeft hij Somalië verlaten.
3. Volgens verweerder bestaat het asielrelaas van eiser uit twee asielmotieven:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • problemen in Kenia.
Verweerder heeft eisers gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig gevonden. Eiser heeft een echt bevonden Keniaans paspoort overgelegd waarin staat dat hij [eiser] is, geboren op [geboortedatum 2] 1993. Volgens verweerder ligt de bewijslast bij eiser om aan te tonen dat zijn Keniaanse paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Eiser heeft geen originele Somalische identificerende documenten overgelegd. Daarnaast sluit het eventueel bezitten van originele Somalische documenten niet uit dat eiser de Keniaanse nationaliteit bezit. Eiser heeft wel een e-mail aan de Keniaanse ambassade overgelegd, maar hiermee heeft hij nog niet aangetoond dat zijn paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Verweerder gaat daarom uit van de persoonsgegevens zoals deze op het Keniaanse paspoort staan vermeld. De discriminatie die eiser heeft ervaren in Kenia, is niet op geloofwaardigheid getoetst omdat dit hoe dan ook niet tot een verblijfsvergunning kan leiden. De discriminatie die eiser heeft meegemaakt heeft namelijk niet een dusdanig ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheden opgeleverd dat het voor eiser onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Verweerder heeft eisers asielaanvraag daarom afgewezen. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser verweerder heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit. [1] Verweerder heeft aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod van twee jaar. [2]
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder zijn asielaanvraag niet kennelijk ongegrond had mogen verklaren en hem geen inreisverbod had mogen opleggen. Verweerder houdt ten onrechte vast aan de gegevens in het Keniaanse paspoort en moet eiser de gelegenheid bieden om nader bewijs te leveren dat het paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. De gemachtigde van eiser heeft herhaaldelijk contact opgenomen met de Keniaanse ambassade. Hij heeft op 29 november 2024 een e-mail gestuurd en op 17 december 2024 gerappelleerd. Op beide e-mails heeft hij een ontvangstbevestiging gekregen. Ook heeft hij meerdere malen geprobeerd telefonisch contact op te nemen met de ambassade. Daarnaast heeft eiser in de zienswijze gewezen op meerdere artikelen waaruit blijkt dat er veel fraude plaatsvindt met Keniaanse paspoorten. Het is nu aan verweerder om eiser in het kader van de samenwerkingsplicht bij te staan in zijn pogingen de rechtsgeldigheid van het Keniaanse paspoort te onderzoeken. Eiser verwijst hierbij ook naar een uitspraak van de zittingsplaats Amsterdam van 18 december 2024. [3] Verder is eiser in het bezit gekomen van originele Somalische documenten en heeft hij deze ter onderzoek opgestuurd naar verweerder. Bureau Documenten heeft ten onrechte gesteld dat het gaat om kopieën en hierom een neutraal advies gegeven over de echtheid van de documenten. Eiser kan met deze documenten zijn daadwerkelijke personalia aantonen en dus ook aantonen dat de personalia in het Keniaanse paspoort onjuist zijn. Gelet op het voorgaande heeft verweerder ook eisers problemen in Somalië en zijn vrees om in Kenia vervolgd te worden vanwege het in het bezit hebben van een niet rechtsgeldig verkregen paspoort, ten onrechte niet beoordeeld.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. In een uitspraak van 14 maart 2024 [4] heeft de hoogste bestuursrechter uitgewerkt wat van een asielzoeker mag worden verwacht om aannemelijk te maken dat een paspoort op frauduleuze wijze is verkregen en wanneer verweerder nader onderzoek moet doen. Het ligt in de eerste plaats op de weg van de asielzoeker om aannemelijk te maken dat een echt bevonden paspoort op frauduleuze wijze is verkregen. Van een asielzoeker mag worden verwacht dat hij of zij alles doet waar hij of zij redelijkerwijs toe in staat is om van de autoriteiten een verklaring te verkrijgen waaruit blijkt of zij het paspoort aanmerken als rechtsgeldig afgegeven en/of de asielzoeker als hun onderdaan beschouwen. Als een asielzoeker onvoldoende moeite heeft gedaan om zo een verklaring te verkrijgen, mag verweerder ervan uitgaan dat de asielzoeker de nationaliteit heeft die op het paspoort is vermeld. Als een asielzoeker een oprechte inspanning heeft geleverd om een verklaring te krijgen van de autoriteiten over de verkrijging van het paspoort en/of de nationaliteit maar daar niet in is geslaagd, is het aan verweerder om de autoriteiten te benaderen. De reactie die verweerder krijgt van de autoriteiten, bepaalt hoe hij de aanvraag verder moet beoordelen.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat eiser een oprechte inspanning heeft geleverd om in contact te komen met de Keniaanse autoriteiten, ook gelet op het feit dat eiser in detentie zit. De gemachtigde van eiser heeft de Keniaanse ambassade gemaild, hierop gerappelleerd en geprobeerd de ambassade te bellen. Hoewel een deel van eisers contactpogingen heeft plaatsgevonden na het bestreden besluit, heeft eisers eerste poging om in contact te komen met de Keniaanse autoriteiten al plaatsgevonden na het aanmeldgehoor. De rechtbank is van oordeel dat eiser hiermee alles heeft gedaan waar hij redelijkerwijs toe in staat is geweest om een verklaring van de Keniaanse ambassade te verkrijgen. Het door verweerder ingenomen standpunt op zitting dat eiser meer had kunnen doen, door bijvoorbeeld een aangetekende brief te versturen of vaker te rappelleren, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De gemachtigde van eiser heeft een ontvangstbevestiging gekregen op zijn e-mails en het sturen van een aangetekende brief zou naar het oordeel van de rechtbank geen extra waarde hebben. Ook hoeft niet verwacht te worden dat (de gemachtigde van) eiser iedere week rappelleert, omdat de ambassade ook tijd moet worden gegeven om met het verzoek aan de slag te gaan. De rechtbank overweegt daarom dat verweerder bij zijn besluitvorming rekening had kunnen en moeten houden met de contactpogingen van eiser, bijvoorbeeld door een reactie van de Keniaanse autoriteiten af te wachten.
5.2.
Nu eiser een oprechte inspanning heeft geleverd, was het aan verweerder om contact op te nemen met de Keniaanse autoriteiten. Doordat verweerder dit niet heeft gedaan, is de besluitvorming onzorgvuldig geweest en heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst niet geloofwaardig is.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
7. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.721,-. [5]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/de voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.721,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Holleman, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 30b, eerste lid, onder c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1071.
5.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 907,- per punt en een wegingsfactor 1.