ECLI:NL:RBDHA:2025:19814

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.46579
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. van Appia, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, welke door de minister van Asiel en Migratie op 9 september 2024 was afgewezen. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 21 november 2024 ongegrond verklaard. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er al een uitspraak was gedaan op een gerelateerd beroep (zaaknummer NL24.46577). Het verzoek is daarom afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46579

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. In de uitspraak van vandaag met zaaknummer NL24.46577 heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af als kennelijk ongegrond.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 oktober 2025 door mr. A. C. J. van Dooijeweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Gasi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.