ECLI:NL:RBDHA:2025:1983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/2075
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen last onder dwangsom vanwege drugshandel en overtreding van artikel 2:74 APV

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de last onder dwangsom die hem is opgelegd vanwege drugshandel. Eiser, die op 4 juli 2023 is aangehouden voor handel in harddrugs, betwist de rechtmatigheid van de opgelegde last. De burgemeester van Den Haag had op basis van een bestuurlijke rapportage en een proces-verbaal van de politie besloten om eiser een last onder dwangsom op te leggen, omdat hij zich binnen de gemeente Den Haag moest onthouden van gedragingen als bedoeld in artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening (APV). De rechtbank heeft op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester aannemelijk heeft gemaakt dat eiser artikel 2:74 van de APV heeft overtreden, ondanks het feit dat er geen drugs bij eiser zelf zijn aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de last onder dwangsom proportioneel was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het opleggen van de last onterecht maakten. Eiser kreeg geen vergoeding van zijn proceskosten en de rechtbank bevestigde de bevoegdheid van de burgemeester om handhavend op te treden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/2075

uitspraak van de enkelvoudige kamer 13 februari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. L. Windhorst),
en

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: R.M. Noppers en mr. J.J. Markerink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de last onder dwangsom.
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 februari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hierbij waren de gemachtigden van verweerder aanwezig. Eiser en de gemachtigde van eiser namen telefonisch deel aan de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is op 4 juli 2023 aangehouden voor handel in harddrugs. De politie een overdracht heeft waargenomen en dat bij eiser € 10 is aangetroffen in de hand van eiser, naast € 195,- aan contant geld, een klapmes en een telefoon. Ook trof de politie twee pakketjes aan met in totaal twee gram aan cocaïne bij de afnemer. Naar aanleiding van deze aanhouding is een bestuurlijke rapportage opgemaakt door de politie op 25 september 2023.
2.1.
Verweerder heeft naar aanleiding van de bevindingen in de bestuurlijke rapportage aan eiser een last onder dwangsom opgelegd. [1] De last houdt in dat eiser zich binnen de gemeente Den Haag moet onthouden van gedragingen als bedoeld in artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV). [2] De dwangsom is opgelegd om herhaling van de geconstateerde overtreding te voorkomen. Per geconstateerde overtreding verbeurt eiser een dwangsom van € 2.500,-, met een maximum van € 10.000,-. De last geldt voor de duur van twee jaar.
2.2.
De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser artikel 2:74 van de APV heeft overtreden.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser vindt het onrechtvaardig dat aan hem een last onder dwangsom is opgelegd, omdat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het feit dat hem verweten wordt.
Eiser heeft ook voldoende bewezen dat hij zich niet bezig heeft gehouden met drugshandel. Eiser is namelijk niet aangetroffen met drugs. Er is enkel contant geld bij hem
aangetroffen. En zijn strafzaak is geseponeerd.
3.1.
Daarnaast vindt eiser dat er geen redelijke afweging van alle belangen heeft plaatsgevonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser artikel 2:74 van de APV heeft overtreden. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De last onder dwangsom is gebaseerd op de bestuurlijke rapportage. Volgens de bestuurlijke rapportage was er een anonieme melding binnengekomen dat er drugs werd gedeald op de Soestdijksekade. Volgens de melding kwam er dagelijks tussen 17:00 uur en 18:00 uur een persoon op een scooter langs om contact te maken met een persoon die op de trappen in één van de portieken zit. Als de bestuurder afstapt en de wachtende man treft, maken zij minder dan een minuut contact. Daarna vertrekt de bestuurder weer en loopt de wachtende man weg. Daarom hebben politieagenten een postactie gestart. Tijdens de postactie heeft de politie waargenomen dat eiser aan kwam rijden op een scooter met hetzelfde kenteken als de scooter uit de anonieme melding. Eiser stapte af op de vermoedelijke harddrugsgebruiker/afnemer in de portiek en overhandigde iets wits in een klein doorzichtig zakje. De afnemer gaf iets terug. Het contact in het portiek duurde niet langer dan één minuut. De politie weet ambtshalve dat dit soort kortstondige contacten drugsoverdrachten betreffen. Daarna heeft de politie beide mannen aangehouden. De afnemer had twee pakketjes met twee gram aan cocaïne in zijn hand. Eiser had € 10,- in zijn hand. Het is de politie ambtshalve bekend dat een bolletje cocaïne € 10,- kost.
4.2.
Verweerder mag in beginsel uitgaan van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal, tenzij wat eiser aanvoert twijfel wekt aan de betrouwbaarheid van de vastlegging in de bestuurlijke rapportage. [3]
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat wat eiser naar voren heeft gebracht, niet maakt dat verweerder niet van de juistheid van het proces-verbaal en de bestuurlijke rapportage heeft mogen uitgaan. Van belang is dat voor overtreding van artikel 2:74, eerste lid, van de APV, de aanwezigheid van drugs geen voorwaarde is. [4] Deze bepaling ziet op handhaving van de openbare orde en geeft de mogelijkheid drugshandelaren weg te sturen of weg te houden. De bepaling wordt al overtreden door het ‘postvatten met het kennelijke doel’ zoals omschreven in het artikel, zonder dat vaststaat dat de betrokkene op dat moment al drugs bij zich heeft of heeft verhandeld. Dat de drugs niet bij eiser zelf is aangetroffen, is daarom niet van belang. Eiser is blijkens de bestuurlijke rapportage in de periode van 8 maart 2022 tot en met 21 augustus 2023 bovendien betrokken geweest bij 26 drugsgerelateerde incidenten. In samenhang met de informatie uit de anonieme melding en de observatie door de politie van het gedrag van eiser, heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiser artikel 2:74, eerste lid, van de APV heeft overtreden. Dit wordt ook nog eens bevestigd door het feit dat na die observatie ook inderdaad drugs bij die andere persoon en contant geld bij eiser zijn aangetroffen. Bovendien betrof dit meer dan de handelshoeveelheid harddrugs van 0,5 gram. Dat eiser stelt dat de strafzaak is geseponeerd, doet er niet aan af dat in deze bestuursrechtelijke zaak verweerder aannemelijk kan maken dat eiser artikel 2:74 van de APV heeft overtreden. Zoals in artikel 2:47, eerste lid, APV staat vermeld geldt het verbod immers onverminderd het bepaalde in de Opiumwet. De burgemeester heeft verder toegelicht dat de openbare orde wordt verstoord door het rondhangen van drugshandelaren en het aanbieden van drugs op openbare plaatsen in deze wijk en dat dit inbreuk maakt op de woon- en leefomgeving. Met de last wil de burgemeester dit soort praktijken in de gemeente terugdringen.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen bijzondere omstandigheden die maken dat verweerder had moeten afzien van het opleggen van de last onder dwangsom.
Voor zover eiser een beroep doet op het evenredigheidsbeginsel, slaagt dit niet. Verweerder heeft tijdens de zitting voldoende toegelicht dat de maatregel proportioneel is. Voorafgaand aan de besluitvorming heeft verweerder met andere instanties alternatieve maatregelen toegepast, maar deze hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Daarom heeft verweerder uiteindelijk besloten tot het opleggen van de last onder dwangsom. Eiser heeft geen belangen aangevoerd waardoor het besluit onevenredig benadelend zou zijn.
4.5.
De rechtbank concludeert dat de burgemeester zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat uit de informatie in de bestuurlijke rapportage volgt dat aannemelijk is dat eiser zich op de openbare weg ophield met het kennelijke doel drugs te verhandelen. Omdat daarmee sprake is van een overtreding van artikel 2:74, eerste lid, van de APV door eiser, is de burgemeester bevoegd handhavend op te treden door een last onder dwangsom op te leggen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht een last onder dwangsom aan eiser heeft opgelegd. Hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in samenhang met artikel 5:21 van de Awb en artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet.
2.Zoals die gold open het moment dat het besluit werd genomen. Zie ook de Beleidsregel last onder dwangsom jonge straatdealers 2023
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:780.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1117, r.o. 4.3.