ECLI:NL:RBDHA:2025:19847

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.28946 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak op het verzet van opposant tegen de uitspraak op zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen; beslismoratorium Syrië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 oktober 2025, wordt het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 15 september 2025 behandeld. De rechtbank had in die eerdere uitspraak het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant te vroeg een ingebrekestelling had ingediend. De opposant had op 16 september 2023 asiel aangevraagd en was van mening dat de minister te lang deed over het nemen van een beslissing op zijn aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het verzet ongegrond is, omdat de eerdere uitspraak correct was. De rechtbank legt uit dat de beslistermijn voor de opposant was verlengd door een beslismoratorium voor Syrië, en dat de opposant ten onrechte aanvoert dat de beslistermijn met 21 maanden was verlengd. De rechtbank verduidelijkt dat de verlenging van de beslistermijn in de zaak van de opposant minder dan een jaar was, en dat de eerdere uitspraak dus in stand blijft. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en verklaart het verzet ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.28946 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant], opposant [1]
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Hanna),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 15 september 2025 in het geding tussen
opposant
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposant gaat over de uitspraak van de rechtbank van 15 september 2025 waarin de rechtbank het beroep van opposant niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de eerdere uitspraak van 15 september 2025 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het beroep van opposant
4. Opposant heeft op 16 september 2023 asiel aangevraagd. Hij vindt dat de minister te lang doet over het nemen van een beslissing op zijn aanvraag. Opposant heeft daarom een beroep ingediend tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag.
De uitspraak van 15 september 2025
5. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant te vroeg (prematuur) een ingebrekestelling heeft gestuurd naar de minister. Dit heeft te maken met het feit dat er voor Syrië (het land waar opposant vandaan komt) een besluit- en vertrekmoratorium gold waardoor de oorspronkelijke beslistermijn is verlengd. Omdat op basis van een premature ingebrekestelling geen beroep kan worden ingediend wegens niet tijdig beslissen, heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De verzetsgronden van opposant

6. Opposant heeft verzet gedaan, omdat hij het niet eens is met de uitspraak van
15 september 2025. Ten onrechte heeft de rechtbank overwogen dat de beslistermijn met 21 maanden is verlengd. Opposant wijst op andere zittingsplaatsen van deze rechtbank die een beslistermijn van achttien maanden aanhouden. [3] De rechtbank had in het geval van opposant ook uit moeten gaan van een verlenging van achttien maanden. In dat geval is de ingebrekestelling niet prematuur.
Het oordeel van de rechtbank
7. De verzetsgrond slaagt niet. In de uitspraak van 15 september 2025 heeft de rechtbank niet overwogen dat de beslistermijn met 21 maanden is verlengd. De rechtbank heeft alleen maar overwogen dat de beslistermijn verlengd is met een jaar
tot ten hoogste21 maanden. [4] De 21 maanden ziet hier dus niet op de verlenging, maar op de maximale beslistermijn. In de zaak van opposant is de beslistermijn juist met mínder dan een jaar verlengd, omdat anders de maximale beslistermijn van 21 maanden zou worden overschreden.
7.1.
De verwijzing naar de twee uitspraken leidt niet tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft afgezien van een zitting. In die uitspraken wordt niet uitgegaan van een
verlenging [5] van achttien maanden, maar van een verlenging van twaalf maanden (die uiteindelijk leidt tot een beslistermijn van achttien maanden). Deze verlenging volgt direct uit het beslismoratorium, tenzij de maximale beslistermijn van 21 maanden ervoor zorgt dat de verlenging van twaalf maanden moet worden verkort. Dit laatste is in de zaak van opposant het geval, nu de oorspronkelijke beslistermijn van zes maanden werd gevolgd door een aantal maanden waarin het beslismoratorium voor Syrië nog niet gold.

Conclusie en gevolgen

8. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding te oordelen dat in de eerdere uitspraak van 15 september 2025 het beroep van opposant ten onrechte zonder zitting kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposant wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.De uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaatsen Amsterdam (11 september 2025, zaaknummer NL25.28815) en Rotterdam (15 september 2025, zaaknummers NL24.25820 en NL25.28800)
4.Cursivering door de rechtbank.
5.Cursivering door de rechtbank.