ECLI:NL:RBDHA:2025:19854
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde met recidiverisico en middelengebruik
Op 23 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaar tegen de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde was eerder op 16 juli 2024 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden. Na zijn feitelijke vrijlating op 1 maart 2025, heeft het Openbaar Ministerie op 29 augustus 2025 besloten om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen voor een periode van 77 dagen, wat op 4 september 2025 aan de veroordeelde is betekend.
Het bezwaar tegen deze beslissing werd op 8 september 2025 ingediend en op 16 september 2025 behandeld in een openbare raadkamer. De veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. T. Gümüs, waren aanwezig, evenals de officier van justitie. De raadsvrouw voerde aan dat de veroordeelde ondersteuning ontvangt die hij als waardevol ervaart en dat zijn motivatie om zich aan de voorwaarden te houden is toegenomen. Het Openbaar Ministerie stelde echter dat het bezwaar ongegrond was, gezien de herhaalde overtredingen van de voorwaarden door de veroordeelde, waaronder het niet naleven van een locatieverbod en middelengebruik.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het Openbaar Ministerie in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond, waarbij zij de zorgen over het recidiverisico en het middelengebruik van de veroordeelde in overweging nam. De beslissing werd genomen door mr. S. Pereth, politierechter, in aanwezigheid van griffier S.D. Soekhoe.