Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die van Tanzaniaanse nationaliteit is en stelt homoseksueel te zijn. Eiser heeft op 28 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 11 juni 2025 is afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 9 oktober 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Eiser heeft zijn homoseksuele geaardheid en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig kunnen onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd en dat de door hem overgelegde documenten niet voldoende zijn om zijn claims te ondersteunen. Verweerder heeft de verklaringen van eiser als tegenstrijdig en onvoldoende onderbouwd beoordeeld. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de documenten die eiser heeft overgelegd, niet de waarde hebben die hij eraan hecht.
De rechtbank concludeert dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond is afgewezen en dat verweerder een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar mocht opleggen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van de proceskosten.