5.1.Uit paragraaf C1/4.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) volgt dat de minister aan de hand van de geloofwaardig geachte feiten en omstandigheden beoordeelt of de gestelde vrees over wat de vreemdeling bij terugkeer naar zijn land van herkomst te wachten staat, aannemelijk is. De feiten en omstandigheden over de vrees van de vreemdeling over wat hem bij terugkeer te wachten staat, moeten tot de conclusie leiden dat sprake is van een reëel en voorzienbaar risico. Hierbij kan de minister onder andere meewegen of de vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade en wat de vreemdeling heeft verklaard over het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen die aanleiding vormden voor het vertrek en het daadwerkelijke vertrek. Als de vreemdeling bijvoorbeeld nog lange tijd na de gebeurtenissen probleemloos in zijn land van herkomst heeft verbleven, kan dit afbreuk doen aan de aannemelijkheid van de vrees.
Het oordeel van de rechtbank
6. Het is niet in geschil dat eiser de zoon is van een vermoorde, prominente politicus, dat eiser behoort tot dezelfde clan als oppositieleider [oppositieleider] , dat eiser in 2021 aanwezig was op een clanvergadering waarbij [oppositieleider] ook aanwezig was en dat eiser nadien eenmalig mondeling met de dood is bedreigd door [naam] . Dat eiser eerder is bedreigd met ernstige schade is daarmee geloofwaardig geacht. Het is dan aan de minister om te onderbouwen dat er goede redenen zijn om aan te nemen dat (de bedreiging met) ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister het bestreden besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd omdat niet alle aspecten van zijn relaas zijn betrokken in de besluitvorming. Volgens eiser heeft de minister onvoldoende betrokken dat eiser is bedreigd, omdat hij wordt beschouwd als een aanhanger van [oppositieleider] en eiser en [oppositieleider] ervan werden verdacht dat zij wraak zouden willen nemen vanwege de moord op hun ouders. Eiser behoort namelijk tot dezelfde clan als [oppositieleider] en was op de clanvergadering waar [oppositieleider] ook aanwezig was. Eiser is de zoon van een vermoorde politicus die ervan werd verdacht een coup te willen plegen.
8. De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat deze omstandigheden onvoldoende zijn betrokken in de besluitvorming. Over het behoren tot dezelfde clan als [oppositieleider] heeft de minister niet ten onrechte gesteld dat landeninformatie eisers vrees niet kan ondersteunen, omdat de video’s en publicaties waar eiser naar verwijst niet zien op eisers persoonlijke situatie en omdat daaruit niet blijkt dat het behoren tot dezelfde clan als oppositieleider [oppositieleider] een reden vormt om iemand als bedreiging te zien. Ook de omstandigheid dat eisers vader, een prominente politicus, in 1987 is vermoord, is door de minister betrokken in de besluitvorming. Dat volgens eiser bij de autoriteiten de vrees zou bestaan dat eiser (met [oppositieleider] ) wraak zou nemen vanwege de dood van zijn vader is in het voornemen benoemd en ook in de besluitvorming meegewogen. De minister heeft daarover niet ten onrechte overwogen dat eiser sinds de moord op zijn vader ruim 30 jaar op geen enkele wijze problemen met de Ugandese autoriteiten heeft ondervonden voordat hij in 2021 de clanvergadering bijwoonde en dat eiser onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken waarom eiser na die 30 jaar een bedreiging zou vormen voor de huidige regering. De rechtbank volgt de minister in het standpunt dat deze omstandigheden afdoen aan de aannemelijkheid van de vrees voor vervolging danwel het risico op ernstige schade.
9. Eiser stelt verder dat de minister hem ten onrechte tegenwerpt dat het feit dat hij na de bedreiging nog zes maanden ‘probleemloos’ in Uganda heeft kunnen verblijven, een duidelijke aanwijzing is dat hij geen internationale bescherming nodig heeft. Eiser verwijst in dit kader naar diverse (algemene) informatiebronnen en de email van een in Uganda woonachtige Nederlandse journalist. Op de zitting heeft eiser hiervoor nog verwezen naar uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle (ECLI:NL:RBDHA:2025:3726) en zittingsplaats Groningen (ECLI:RBDHA:2025:12032). 10. De rechtbank overweegt dat de minister, conform paragraaf C1/4.4 van de Vc, bij zijn standpunt heeft kunnen betrekken dat eiser in de periode vanaf de bedreiging tot aan zijn vertrek zes maanden probleemloos in Uganda heeft verbleven. Eiser heeft verklaard dat hij in de periode tussen de bedreiging en zijn vertrek bezig was met zijn eigen dingen. Hij had huizen die nog gebouwd moesten worden.
Eiser heeft in die periode geen problemen ondervonden, terwijl het goed denkbaar is dat [naam] , als een van zijn werkgevers, op de hoogte was van waar eiser verbleef. De minister stelt niet ten onrechte dat dit afdoet aan de aannemelijkheid van de vrees van eiser. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat eiser in mei/juni 2022 Uganda probleemloos heeft kunnen in- en uitreizen. Ook dat heeft de minister in de beoordeling mogen betrekken, omdat ook deze omstandigheid relevant is voor de vraag of het aannemelijk is dat de bedreiging zich opnieuw zal voordoen. De minister heeft zich op grond van de genoemde omstandigheden op het standpunt kunnen stellen dat er geen sprake is van een reëel en voorzienbaar risico op ernstige schade voor eiser. Dat de minister hierbij verder geen landeninformatie heeft betrokken, maakt niet dat deze omstandigheden niet aan eiser kunnen worden tegengeworpen. De door eiser in beroep nog aangehaalde bronnen en uitspraken leiden niet tot een ander oordeel, omdat deze de gestelde individuele vrees voor eiser onvoldoende onderbouwen. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Gelet op de voorgaande overwegingen komt de rechtbank tot het oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat, ondanks de eerdere bedreiging met ernstige schade, de vrees voor vervolging of het risico op ernstige schade of bedreiging daarmee voor eiser bij terugkeer naar Uganda niet aannemelijk is geworden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister dit ook deugdelijk gemotiveerd. Het beroep slaagt niet.