ECLI:NL:RBDHA:2025:1990

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.46500
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geboortedatum van een asielzoeker in het kader van de asielaanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 29 november 2024, waarin de minister van Asiel en Migratie de asielaanvraag van eiseres heeft ingewilligd, maar een onjuiste geboortedatum zou hanteren. Eiseres, geboren op 2 juli 2007 en afkomstig uit Jola in Somalië, heeft problemen ondervonden van haar vader en stieffamilie. Na een reis via Turkije en Griekenland is zij in Nederland aangekomen. De minister heeft de asielaanvraag goedgekeurd, maar twijfelt aan de geboortedatum van eiseres, die in Griekenland geregistreerd staat als 1 januari 2005. De rechtbank heeft op 14 januari 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als die van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister niet zonder meer van de juistheid van de Griekse leeftijdsregistratie mag uitgaan. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de wijze waarop de Griekse autoriteiten tot de geboortedatum zijn gekomen. Eiseres heeft bij aankomst in Nederland geen documenten overgelegd die haar geboortedatum onderbouwen, maar heeft wel een identiteitsbewijs en geboorteakte overgelegd die door Bureau Documenten als echt zijn beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de minister de overgelegde documenten had moeten betrekken bij zijn beoordeling en dat de minister in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres worden vergoed tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46500

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Koning)
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 29 november 2024 (het bestreden besluit) waarin de minister de asielaanvraag van eiseres heeft ingewilligd, maar waarin volgens eiseres door de minister van een onjuiste geboortedatum wordt uitgegaan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

2. Eiseres heeft verklaard te zijn geboren op 2 juli 2007 en afkomstig te zijn uit Jola in Somalië. Eiseres heeft verklaard problemen te hebben ondervonden van haar vader, stiefmoeder en stiefbroer. Haar oom heeft haar meegenomen naar Mogadishu, waar hij een reisagent voor haar regelde, met wie zij via Turkije naar Griekenland is gereisd en vervolgens naar Nederland.
3. De minister heeft de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. De verklaringen over haar naam, nationaliteit en herkomst en de problemen met haar vader, stiefmoeder en stiefbroer worden geloofwaardig geacht. De verklaringen over haar geboortedatum worden door de minister niet gevolgd. Naar aanleiding van de schouw door medewerkers van de AVIM [1] en de IND [2] bestond twijfel over de door eiseres opgegeven geboortedatum van 2 juli 2007. Hierop is een onderzoek in Griekenland opgestart waaruit is gebleken dat eiseres daar geregistreerd staat met de geboortedatum 1 januari 2005. De minister gaat van deze geboortedatum uit, omdat eiseres niet met documenten aannemelijk heeft kunnen maken dat de in Griekenland geregistreerde datum onjuist is. Eiseres heeft weliswaar een identiteitsbewijs en een geboorteakte overgelegd die door Bureau Documenten echt zijn bevonden maar de minister meent dat daarvan niet kan worden uitgegaan. Op deze documenten staan namelijk de vingerafdrukken van eiseres, terwijl deze documenten volgens eiseres zijn verkregen en haar zijn toegestuurd door haar oom in Mogadishu terwijl eiseres zich al in Nederland bevond. Bovendien heeft eiseres aangegeven nooit in het bezit van documenten te zijn geweest. Daarnaast constateert de minister dat eiseres tijdens haar verblijf in Griekenland wel haar aanvankelijk verkeerd geregistreerde nationaliteit heeft laten aanpassen, maar niet haar gestelde onjuiste geboortedatum heeft laten veranderen. Ten slotte werpt de minister eiseres tegen dat zij het paspoort waarmee zij heeft gereisd niet heeft overgelegd.
4. Eiseres stelt dat zij geboren is op 2 juli 2007. Zij meent dit voldoende onderbouwd te hebben door het overleggen van een identiteitsbewijs en een geboorteakte. Deze documenten zijn door Bureau Documenten echt bevonden. Ten onrechte hecht de minister geen waarde aan deze documenten. De foto’s en vingerafdrukken van eiseres zijn digitaal verzonden. Daarbij heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 9 oktober 2024 [3] geoordeeld dat de minister niet meer op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zonder meer mag uitgaan van de juistheid van leeftijdsregistraties in andere EU-lidstaten. De minister dient daarom de leeftijd van eiseres te beoordelen op grond van het nationale bewijsrecht waarbij, bij twijfel over de leeftijd, moet worden uitgegaan van het ‘vermoeden van minderjarigheid’. Dit maakt dat de minister de overgelegde identificerende documenten bij de beoordeling had dienen te betrekken en de daarin genoemde geboortedatum van 2 juli 2007 had moeten volgen.

De beoordeling door de rechtbank

Procesbelang
5. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eiseres procesbelang heeft bij het door haar ingestelde beroep. Om procesbelang te kunnen aannemen, dient beoordeeld te worden of eiseres met het beroep in een gunstigere positie kan komen. Eiseres heeft de door haar gevraagde asielvergunning gekregen, zodat zij in zoverre niet in een gunstigere positie kan komen. Eiseres heeft er echter op gewezen dat zij er belang bij heeft om als minderjarige te worden aangemerkt gelet op (onder meer) de opvang en het vervolgtraject. De rechtbank is van oordeel dat eiseres procesbelang heeft bij deze procedure nu niet is uitgesloten dat zij in een betere positie kan komen te verkeren als zij als minderjarige wordt aangemerkt. Daarom gaat de rechtbank over tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 11 april 2019. [4]
Heeft de minister de door eiseres gestelde geboortedatum ongeloofwaardig mogen achten?
6. De rechtbank overweegt allereerst dat sinds de uitspraak van de Afdeling van
9 oktober 2024 het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet (meer) van toepassing is bij de leeftijdsbeoordeling van vreemdelingen, omdat het Unierecht niet specifiek regelt op welke wijze een leeftijdsbeoordeling moet plaatsvinden en daarmee niet bepaalt welke waarde een leeftijdsregistratie uit een andere EU-lidstaat heeft bij de leeftijdsbeoordeling in een asielprocedure. Dit betekent niet dat geen gewicht toekomt aan een leeftijdsregistratie in een andere lidstaat bij de beoordeling van de leeftijd van een vreemdeling. De leeftijd van de vreemdeling zal namelijk moeten worden beoordeeld met toepassing van het nationale bestuursrechtelijke bewijsrecht, met in achtneming van wat daarover aanvullend in het Unierecht is bepaald. Daarbij zal de minister steeds zorgvuldig moeten onderzoeken en deugdelijk moeten motiveren welk gewicht hij aan een bepaalde registratie toekent en waarom. Ook zal hij zo mogelijk moeten toelichten waarop de leeftijdsregistratie is gebaseerd. Als aan een leeftijdsregistratie alleen een eigen verklaring van een vreemdeling ten grondslag ligt, dan zal de minister zich moeten laten informeren over de omstandigheden waaronder deze verklaring is afgelegd. De vreemdeling zal een plausibele verklaring moeten geven voor deze afwijkende verklaring, omdat deze in beginsel afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn of haar andere verklaringen. De minister zal steeds alle feiten en omstandigheden moeten meewegen bij het beoordelen van de leeftijd van een vreemdeling die stelt minderjarig te zijn. Hierbij volgt uit de genoemde uitspraak van de Afdeling dat de presumptie van minderjarigheid het vertrekpunt moet zijn.
7. De rechtbank constateert dat eiseres bij aankomst in Nederland geen documenten heeft overgelegd die de door haar gestelde geboortedatum onderbouwen. Zij stelde nooit in het bezit te zijn geweest van identificerende documenten. Om eiseres tegemoet te komen in haar bewijslast heeft de minister tweemaal een schouw laten plaatsvinden. Zowel de medewerkers van de AVIM als de medewerker van de IND zijn tot de conclusie gekomen dat er twijfels zijn over de minderjarigheid van eiseres. Dat heeft de minister doen besluiten een onderzoek in Griekenland op te starten. Uit dit onderzoek is gebleken dat eiseres in Griekenland geregistreerd staat met 1 januari 2005 als geboortedatum.
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het geval van eiseres niet zonder meer van de juistheid van de leeftijdsregistratie van eiseres in Griekenland, 1 januari 2005, heeft mogen uitgaan. Uit het onderzoek blijkt namelijk niet hoe de Griekse autoriteiten bij deze datum zijn gekomen. De minister heeft ter zitting aangegeven ervan uit te gaan dat de Griekse autoriteiten deze datum hebben gebaseerd op verklaringen van eiseres zelf. Eiseres heeft echter aangegeven bij aankomst in Griekenland alleen haar naam te hebben opgegeven. Ook is gebleken dat eiseres bij aankomst in Griekenland is geregistreerd met de verkeerde (Ethiopische) nationaliteit. Dit is later op haar verzoek aangepast. De door eiseres als foutief bestempelde geboortedatum is niet aangepast. De minister trekt hieruit de conclusie dat de Griekse autoriteiten twijfelden aan de minderjarigheid van eiseres. Hoewel eiseres tijdens het gehoor inderdaad heeft verklaard dat de Griekse autoriteiten de geboortedatum niet wilden wijzigen omdat zij niet geloofden dat zij op dat moment minderjarig was, is de rechtbank van oordeel dat dit nog immer geen informatie geeft over de manier waarop de Griekse autoriteiten tot de vaststelling van de geboortedatum van
1 januari 2005 zijn gekomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister eerst nader onderzoek dient te verrichten naar de wijze waarop de Griekse autoriteiten tot de leeftijdsregistratie van eiseres zijn gekomen. Mocht inderdaad blijken dat zij deze baseren op verklaringen van eiseres, dan dient eiseres in de gelegenheid te worden gesteld om op deze informatie te reageren. Nu de minister heeft nagelaten dit onderzoek te verrichten, slaagt het beroep.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel in artikel 3:2 van de Awb [5] en het motiveringsbeginsel in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De minister wordt opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen. De rechtbank geeft de minister hiervoor een termijn van acht weken.
10. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om de minister te veroordelen in de kosten die eiseres tijdens het beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op een totaalbedrag van € 1.814,-
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde van € 907,- per punt en met wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 29 november 2024;
- draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen met
inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel
2.Immigratie en Naturalisatiedienst
5.Algemene wet bestuursrecht.