Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 26 september 2025 een verzoek ingediend voor een zorgmachtiging ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1959, die momenteel verblijft in een GGZ-instelling. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie was niet aanwezig, omdat zijn aanwezigheid niet noodzakelijk werd geacht voor de beslissing.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een bipolaire-I-stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid. Tijdens de behandeling is naar voren gekomen dat de betrokkene onvoldoende ziekte-inzicht heeft en zich verzet tegen behandeling en medicatie, vooral tijdens periodes van decompensatie. De rechtbank heeft verschillende vormen van verplichte zorg overwogen, waaronder het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, en het beperken van de bewegingsvrijheid.
Na zorgvuldige afweging van de ingediende stukken en de medische verklaring, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De zorgmachtiging is verleend tot en met 15 april 2026, met als doel de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te herstellen.