ECLI:NL:RBDHA:2025:19910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/692134 / FA RK 25-7262
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing aansluitende zorgmachtiging voor verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 15 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1965, die momenteel verblijft in een GGZ-accommodatie. De officier van justitie had op 26 september 2025 een verzoek ingediend voor deze zorgmachtiging, gebaseerd op een medische verklaring van een psychiater en andere relevante documenten. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 oktober 2025 werd betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat, en zijn er verschillende zorgaspecten besproken, waaronder het gebruik van medicatie en de noodzaak van verplichte zorg. Betrokkene heeft aangegeven dat hij zich goed voelt op de huidige afdeling en verzet zich tegen depotmedicatie, maar erkent ook dat hij zonder medicatie in opspraak kan komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan schizofrenie, wat leidt tot gevaarlijk gedrag en een gebrek aan ziektebesef. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden en verleende de zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, tot en met 15 oktober 2026. Het verzoek om aanvullende vormen van zorg werd afgewezen, omdat deze niet noodzakelijk of voorzienbaar werden geacht. De beschikking is gegeven door rechter J.C. van den Dries, bijgestaan door griffier L. Batenburg, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/692134 / FA RK 25-7262
Datum beschikking: 15 oktober 2025

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie GGZ [locatie] , afdeling [afdeling] , te [plaats 1] ,
advocaat: mr. D.J. Ladrak te Warmond.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 26 september 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 18 september 2025 ondertekende medische verklaring van [naam 1] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
- een blanco zorgkaart;
- een zorgplan van 30 juli 2025;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 25 september 2025;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een brief van de officier van justitie van 26 augustus 2025, waaruit blijkt dat er ten aanzien van betrokkene geen recente politiemutaties zijn;
- een uittreksel uit het curateleregister.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 15 oktober 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de arts, de heer [naam 2] ;
- de psychiater, de heer [naam 3] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door betrokkene is ter zitting naar voren gebracht dat hij zich goed voelt op de huidige afdeling. Hij heeft bezwaar tegen het gebruik van depotmedicatie, maar geeft aan dat hij zonder depot weer in opspraak komt. Daarnaast erkent hij de veiligheidsoverweging. Betrokkene ziet geen voordeel in beschermd wonen, aangezien hij graag op de huidige afdeling wil blijven en zijn bestaande contacten wil behouden. De advocaat heeft naar voren gebracht dat betrokkene niet begeleid wil wonen en geen depotmedicatie toegediend wil krijgen. Hij geeft aan het liefst naar een huurflat in [plaats 2] te willen, maar volgens zijn broer is daar geen beschikbare flat. In het verleden zijn er ernstige incidenten geweest, maar betrokkene geeft aan dat dit lang geleden is en dat hij rustiger is geworden. De advocaat pleit voor afwijzing van de vormen van verplichte zorg “
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen”en
“controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen”. Betrokkene gebruikt standaard twee keer in de week cannabis, waardoor deze vormen van verplichte zorg niet concreet noodzakelijk en voorzienbaar zijn.
De arts heeft ter zitting naar voren gebracht dat het met de medicatie goed gaat. Betrokkene heeft beperkt ziektebesef en -inzicht. Medicatie is noodzakelijk voor de behandeling van zijn symptomen. Op dit moment is het niet mogelijk om te zeggen of betrokkene kan verblijven op een begeleide woning. Hij zit hier goed, heeft vrijheden en kan hier ook verder verblijven. Betrokkene kan tijdens de medische controles agressief zijn, waardoor de vorm van verplichte zorg
“verrichten medische controles”noodzakelijk is.
De psychiater heeft ter zitting naar voren gebracht dat betrokkene absoluut niet met de psycholoog in gesprek wil, terwijl het team dat anders ziet. Ook verzet betrokkene zich sterk tegen medicatie. Vorige week is er met overmacht opgetreden door meerdere collega’s die hem het depotmedicijn hebben toegediend.
Dwang alleen is onvoldoende, daarom is onderzoek wenselijk waardoor het verzet ontstaat. Dit is een open afdeling, maar soms worden ook andere maatregelen genomen. Vorige week moest betrokkene in de separatie verblijven en kreeg hij een time-out, zodat de verpleegkundige het gedrag kon bijsturen. De psychiater heeft aangegeven dat de vorm van verplichte zorg
“controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen”nodig kan zijn, maar dat urinemonitoring in de praktijk lastig is en het niet nodig is om hiervoor veel dwang toe te passen. Het depot wordt gezien als de minst invasieve vorm van verplichte zorg. Het is bewust beperkt tot één keer per drie maanden en het blijft ook noodzakelijk in de ambulante setting. Communicatie met betrokkene is lastig omdat hij vrijwel niet wil praten, waardoor psycho-educatie in de praktijk niet mogelijk is. De psychiater heeft aangegeven dat de vorm van verplichte zorg,
“onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen”,noodzakelijk is aangezien het op de afdeling verboden is om middelen zoals cannabis op de kamer te hebben en betrokkene dit toch op zijn kamer bewaart.

Beoordeling

Op 28 oktober 2024 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden tot en met 28 oktober 2025.
Uit de overgelegde stukken is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Betrokkene vertoont gevaarlijk gedrag richting derden, met name bij het staken van antipsychotica. Hij heeft paranoïde wanen en is er van overtuigd dat zowel verpleegkundigen als de overheid hem willen schaden. Dit leidt ertoe dat hij medicatie weigert. Er ontbreekt ziektebesef en -inzicht in zijn psychiatrische toestandsbeeld. Betrokkene is slecht in staat tot zelfzorg en heeft onvoldoende kleding.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene weigert medicatie en verzet zich herhaaldelijk tegen het depot. Daarnaast verzet hij zich ook tegen de behandeling. Om die reden is verplichte zorg nodig.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
- opnemen in een accommodatie.
Gelet op hetgeen ter zitting is besproken ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van verplichte zorg in de vorm van:
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek.
Niet gebleken is dat deze vormen van zorg in het verleden noodzakelijk zijn geweest en niet voorzienbaar is dat het opleggen hiervan direct noodzakelijk zal zijn. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 15 oktober 2026;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. van den Dries, rechter, bijgestaan door L. Batenburg als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 oktober 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.