In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, die stelt dat de minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden. De minister hanteert sinds 15 januari 2024 het principe van first-in first-out voor nareiszaken, wat betekent dat de aanvraag van eiser naar verwachting pas in augustus 2025 in behandeling wordt genomen. De rechtbank wijst het verzoek van de minister om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om snel te beslissen zou wegnemen.
De rechtbank stelt vast dat de minister de aanvraag op 28 december 2023 heeft ontvangen en uiterlijk binnen 90 dagen moet beslissen. De minister heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Eiser heeft de minister op 3 oktober 2024 in gebreke gesteld, wat betekent dat het beroep terecht is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en geeft de minister een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen. Indien de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank concludeert dat de minister binnen de opgelegde termijn een besluit moet nemen en dat eiser recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten.