ECLI:NL:RBDHA:2025:20001

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
11408837 MB VERZ 24-22439
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd voor verkeersdelict niet disproportioneel

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, in dit geval een verkeersboete. De boete van € 72,00 was opgelegd wegens het overschrijden van de snelheid binnen de bebouwde kom met 9 km per uur op 26 februari 2024. Betrokkene, een B.V., had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van betrokkene. De kantonrechter oordeelde dat de boete niet disproportioneel was en dat de motivering van de officier van justitie voldoende was. De kantonrechter baseerde zijn oordeel op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd gesteld dat de boetetarieven zoals vastgesteld door de wet in beginsel moeten worden aangehouden. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om de boete te matigen, gezien de aard en ernst van de gedraging en de financiële situatie van betrokkene. De uitspraak werd gedaan door mr. F.C. Berg, kantonrechter, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Gouda
CJIB-nummer: 264537379
Registratienummer team straf: 11408837 MB VERZ 24-22439
Uitspraakdatum : 20 augustus 2025
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van
[betrokkene] B.V.
wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [vestigingsplaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 20 augustus 2025. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Namens betrokkene is [naam] ter zitting verschenen.
De kantonrechter deelt betrokkene mee niet tot antwoorden verplicht te zijn.

Overwegingen

Verkeersboete
Het gaat om een boete van 8 maart 2024 van € 72,00 (exclusief administratiekosten) wegens 9 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op 26 februari 2024 met de auto met kenteken [kenteken] waarvan betrokkene kentekenhouder is.
Beroepsgronden en standpunten
De beroepsgronden houden in de kern het volgende in. De boete is disproportioneel ten opzichte van het gepleegde feit en dient met 4,3% te worden verlaagd. De officier van justitie heeft de beslissing onvoldoende gemotiveerd.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting voorgesteld het beroep ongegrond te verklaren. De vertegenwoordiger heeft daarover in het bijzonder aangevoerd dat er foto’s zijn van de gedraging en dat zij geen aanleiding heeft voor twijfel aan de meting. Wat betreft de hoogte van de boete ziet de vertegenwoordiger geen financiële bezwaren die zouden moeten leiden tot matiging van de boete.
Oordeel
Het beroep is ongegrond.
Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
Uit het zaakoverzicht en de foto’s blijkt dat de gedraging is verricht. De kantonrechter twijfelt niet aan de verklaring van de verbalisant.
De motivering van de beslissing van de officier van justitie is niet ondeugdelijk of gebrekkig. De officier van justitie heeft voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de door de betrokkene aangevoerde gronden geen doel treffen. Dat voor de motivering van de beslissing gebruik is gemaakt van standaard tekstblokken maakt dat oordeel niet anders.
Uit de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 31 juli 2025 (met kenmerk: ECLI:NL:GHARL: 2025:4719) blijkt dat in beginsel moet worden uitgegaan van de boetetarieven zoals die op grond van de wet zijn vastgesteld. Daaraan doet niet af dat een deel van de verhoging van de tarieven boven het niveau van de inflatie is en bedoeld is om in de rijksbegroting meer inkomsten te kunnen opnemen.
De kantonrechter oordeelt dat het bedrag van de boete in dit geval niet in een onredelijke verhouding staat tot de aard en de ernst van de onderhavige gedraging of de financiële situatie van betrokkene voor zover daarover informatie is verschaft. Ook overigens ziet de kantonrechter geen reden tot matiging.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.C. Berg, kantonrechter, bijgestaan door D.C. Carsten, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.