ECLI:NL:RBDHA:2025:20001
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd voor verkeersdelict niet disproportioneel
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, in dit geval een verkeersboete. De boete van € 72,00 was opgelegd wegens het overschrijden van de snelheid binnen de bebouwde kom met 9 km per uur op 26 februari 2024. Betrokkene, een B.V., had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van betrokkene. De kantonrechter oordeelde dat de boete niet disproportioneel was en dat de motivering van de officier van justitie voldoende was. De kantonrechter baseerde zijn oordeel op de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarin werd gesteld dat de boetetarieven zoals vastgesteld door de wet in beginsel moeten worden aangehouden. De kantonrechter concludeerde dat er geen reden was om de boete te matigen, gezien de aard en ernst van de gedraging en de financiële situatie van betrokkene. De uitspraak werd gedaan door mr. F.C. Berg, kantonrechter, en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.