ECLI:NL:RBDHA:2025:20019

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/671351 / FA RK 24-6015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag naturalisatie en vaststelling informatieregeling in een gezagskwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2025 een beschikking gegeven in een gezagskwestie tussen een moeder en een vader van drie minderjarige kinderen. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor de naturalisatie van de kinderen en om alleen het gezag over hen uit te oefenen, terwijl de vader zich hiertegen verzette. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn geweest van 2006 tot 2023 en dat zij gezamenlijk gezag uitoefenen over de kinderen, die bij de moeder wonen. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere beschikkingen, waaronder een van 17 juli 2023 waarin geen contactregeling tussen de vader en de kinderen was vastgesteld. De vader heeft de Syrische nationaliteit en de moeder de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond is om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat de vader niet heeft gefrustreerd in gezagsbeslissingen. Wel heeft de rechtbank de moeder vervangende toestemming verleend voor de naturalisatie van de kinderen, omdat dit in hun belang is. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de informatieregeling tussen de ouders, waarbij de moeder verplicht is om de vader maandelijks te informeren over de kinderen. Het verzoek van de vader om wijziging van de zorgregeling is afgewezen, omdat er geen wijziging van omstandigheden is aangetoond.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6015
Zaaknummer: C/09/671351
Datum beschikking: 6 oktober 2025
Gezag, omgang c.q. de verdeling van de zorg en opvoedingstaken, informatieregeling

Beschikking op het op 20 augustus 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.P. van Empel-Bouman te ’s-Hertogenbosch.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.G. Schnoor te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, binnengekomen bij de rechtbank op
Op 25 augustus 2025 is de zaak op een zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk (H. Rida), de vader bijgestaan door zijn advocaat en een tolk (L. Makkadam) en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
De minderjarige [minderjarige 1] heeft zich, mede namens de minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , schriftelijk uitgelaten over de voorliggende verzoeken.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest van [datum 1] 2006 tot [datum 2] 2023.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] (Syrië),
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] (Syrië),
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2016 te [geboorteplaats] (Syrië).
  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 21 juli 2022 is – voor zover hier aan de
orde – de Raad verzocht onderzoek te verrichten naar de vragen:
1. of het in het belang van de kinderen is om te komen tot contactherstel met
de vader en, zo ja, welke (opbouw-) regeling met betrekking tot de
verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang van de
kinderen is te achten?
2. welke informatieregeling is in het belang van de kinderen en hoe kan daaraan praktisch uitvoering worden gegeven?
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 17 juli 2023 is – voor zover hier aan de
  • Bij beschikking van 18 december 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag de
  • De vader heeft de Syrische nationaliteit en de moeder heeft (inmiddels) de

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot:
  • primairbeëindiging van het gezamenlijk gezag, in die zin dat de moeder verzoekt dat zij
    voortaan alleen het gezag over de kinderen uitoefent;
  • subsidiairverlening van vervangende toestemming aan de moeder voor de aanvraag naturalisatie van de kinderen;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de vader zelfstandig (na wijziging op de zitting):
  • te bepalen dat de moeder de vader één keer per maand schriftelijk zal informeren
  • een contactregeling vast te stellen van een dagdeel in het weekend per veertien
  • althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank meent dat in goede
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk rechtOmdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de voorliggende verzoeken betreffende het gezag en de vaststelling van een omgangs- c.q. zorgregeling en een informatieregeling.
Inhoudelijke beoordeling
Gezag
Op grond van artikel 1:253n, in samenhang met artikel 1:251a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank na echtscheiding op verzoek van (één van) de ouders het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank bepaalt vervolgens aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt. De rechtbank kan bepalen dat het gezag over een minderjarige aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een wijziging van omstandigheden op grond waarvan het gezag opnieuw dient te worden beoordeeld. De onderlinge verstandhouding en het contact tussen partijen is door de jaren heen alleen maar verslechterd, wat het – voor beide partijen – ingewikkeld maakt om de belangen van de kinderen te kunnen behartigen. De moeder is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
De moeder verzoekt primair om voortaan alleen met het gezag over de kinderen te worden belast. Ter onderbouwing hiervan heeft zij – samengevat – het volgende aangevoerd.
Partijen zijn niet in staat om met elkaar te overleggen over gezagsbeslissingen. Er is geen communicatie tussen partijen mogelijk, omdat de moeder in oktober 2021 met de kinderen het huis heeft verlaten vanwege huiselijk geweld. Met behulp van begeleiders in de opvang heeft de moeder een aantal beslissingen – zoals de school voor de kinderen – kunnen nemen zonder dat de vader daarvoor toestemming heeft gegeven, zoals school voor de kinderen.
Volgens de moeder heeft zij op 10 oktober 2023 via hulpverlening naturalisatieformulieren voor de kinderen aan de vader toegestuurd met het verzoek die te ondertekenen, maar ondanks herhaaldelijke verzoeken heeft de vader daarop niet gereageerd. Gelet op de voorgeschiedenis van partijen moet volgens de moeder worden geconcludeerd dat de kinderen feitelijk al geruime tijd klem zitten tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat dat binnen een redelijke termijn zal veranderen.
De vader is het niet eens met het verzoek van de moeder. Ter onderbouwing van zijn standpunt voert hij het volgende aan. Ondanks de afwezigheid van contact tussen hem en de kinderen, is er geen reden de gezagssituatie te wijzigen. Er is immers niet gebleken dat sprake is van contra-indicaties. De omstandigheid dat de vader mede met het gezag is belast, heeft kennelijk ook nooit geleid tot problemen voor de moeder. Zij heeft blijkbaar met behulp van hupverleners altijd de toestemming van de vader kunnen omzeilen. In ieder geval heeft de moeder zich niet tot de rechtbank hoeven wenden om vervangende toestemming te vragen voor een school, medische behandeling, of iets dergelijks. De vader stelt dat hij het gezag van de moeder niet frustreert. Tenslotte vreest de vader dat bij beëindiging van het gezamenlijk gezag de moeder niet meer zal meewerken aan contactherstel tussen hem en de kinderen, waarmee zij het belang van het vaderschap voor de opvoeding en verzorging van de kinderen en voor een harmonieuze ontwikkeling van de kinderen miskent.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wet is dat het gezag over een minderjarige gezamenlijk door de ouders wordt uitgeoefend. Voor een gezamenlijk gezag is echter wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen.
De rechtbank wijst het primaire verzoek van de moeder af en onderbouwt dat als volgt.
Door de moeder is gesteld dat de vader gezagsbeslissingen frustreert, doordat hij niet reageert op haar verzoeken over (niet nader gespecificeerde) gezagsbeslissingen. Maar op drie concrete verzoeken die de moeder aan de vader heeft voorgelegd (betreffende een behandeltraject bij een psycholoog, de school en de naturalisatie van de kinderen) is door de vader wél gereageerd. De vader betwist dat hij op andere vragen niet heeft gereageerd, hij zegt namelijk nooit verzoeken over andere gezagsbeslissingen te hebben ontvangen. De moeder heeft haar stelling niet nader onderbouwd.
Zoals ook is te lezen in de beschikking van 18 december 2024 van het Hof is er op dit moment geen hulpverlening meer betrokken bij het gezin, zodat het nu aan partijen zelf is om invulling te geven aan de gezagsuitoefening. Niet is gebleken dat dat niet lukt. Immers: de schoolinschrijving van de kinderen is geregeld, de trajecten bij de psycholoog zijn gestart en inmiddels afgerond en de naturalisatie van de kinderen heeft de vader (om hem moverende redenen) geweigerd. En dat recht om te weigeren heeft de vader ook.
In het licht van het voorgaande ziet de rechtbank geen grond om de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten, zodat het primaire verzoek van de moeder wordt afgewezen.
De moeder verzoekt subsidiair om vervangende toestemming voor de naturalisatie van de kinderen.
De vader gaat niet akkoord met de naturalisatie van de kinderen, omdat hij vreest dat de moeder dan makkelijker met de kinderen naar het buitenland (bijvoorbeeld het land van herkomst Syrië) kan verdwijnen. Deze vrees is door de vader echter niet onderbouwd en bovendien zal de moeder (omdat het gezamenlijk gezag in stand blijft) toestemming van de vader moeten hebben voor een reis naar het buitenland. Gelet hierop, en omdat de rechtbank naturalisatie in het belang van de kinderen acht, zal de rechtbank de daarvoor benodigde vervangende toestemming aan de moeder verlenen. Het subsidiaire verzoek wordt dus toegewezen.
Informatieregeling
De moeder stelt dat zij de informatieregeling die is vastgesteld in de beschikking van 17 juli 2023 nakomt en uitvoert per post, maar de vader heeft onweersproken gesteld sinds november 2024 niets meer van de moeder te hebben ontvangen. Wat hier ook van zij, de rechtbank constateert dat de eerder vastgelegde regeling in de praktijk niet werkt.
Op de zitting hebben de beide advocaten daarom toegezegd de komende maanden – tot eind 2025 – te willen bemiddelen bij de digitale verzending van de informatie en recente foto’s via e-mail, in die zin dat de moeder de informatie met foto’s maandelijks via e-mail toestuurt aan haar advocaat die het op haar beurt doorstuurt aan de advocaat van de vader. De advocaat van de vader stuurt de informatie met foto’s tenslotte door naar de vader.
In de tussentijd zal de advocaat van de moeder – voor de periode vanaf 1 januari 2026 – via de gemeente op zoek gaan naar hulpverlening die de moeder voortaan kan helpen bij de digitale verzending van de informatie aan de vader.
De rechtbank zal bovenstaande afspraken in de beschikking vastleggen. Daarbij neemt de rechtbank op dat de moeder ook na 1 januari 2026 aan haar informatieplicht moet voldoen door deze digitaal aan de vader te verzenden. Mocht hulpverlening via de gemeente niet van de grond komen, dan zal de moeder haar eigen weg ten aanzien van de verzending van informatie moeten vinden. De moeder heeft aangegeven dat zij bang is dat de vader het communicatiemiddel dat zij gebruikt voor de uitvoering van de informatieregeling, zal hacken. De rechtbank wijst de moeder erop dat zij gebruik kan maken van een openbare computer, van bijvoorbeeld de bibliotheek (waar ook vaak ondersteuning wordt gegeven). De rechtbank benadrukt hierbij dat het van belang is dat de moeder maandelijks informatie aan de vader blijft verstrekken, omdat de vader deze informatie nodig heeft om zijn gezag in te kunnen vullen.
Omgang
Op grond van artikel 1:377a in samenhang met artikel 1:377e, eerste lid van het BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een beslissing inzake de omgang wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Ontvankelijkheid: wijziging van omstandigheden?
Op 18 december 2024 heeft het Gerechtshof Den Haag de eerdere beslissing van de rechtbank van 17 juli 2023 betreffende het niet vaststellen van een zorgregeling tussen de vader en de kinderen bekrachtigd. Volgens de vader moet er, gelet op het tijdsverloop, gekomen worden tot een contactherstel tussen hem en de kinderen.
Een periode van acht maanden (gerekend vanaf de datum van voornoemde hofuitspraak tot aan de indiening van het zelfstandig verzoek van de vader op 14 augustus 2025) acht de rechtbank met inachtneming van artikel 1:377e tweede lid – waarin een tijdsverloop van één jaar is opgenomen – te kort om nu te concluderen dat sprake is van een wijziging van omstandigheden.
In het licht van het bovenstaande is de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek.

BeslissingDe rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 17 juli 2023 –:

*
verleent aan de moeder toestemming, die de toestemming van de vader vervangt, voor de naturalisatieaanvraag van de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] (Syrië),
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats] (Syrië),
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2016 te [geboorteplaats] (Syrië);
*
stelt vast dat de advocaten van partijen in het kader van de uitvoering van de informatieregeling tot eind 2025 zullen bemiddelen bij de digitale verzending van de informatie en recente foto’s via e-mail door de moeder aan de vader, in die zin dat:
  • de moeder de informatie met foto’s maandelijks via e-mail toestuurt aan haar
  • de advocaat van de moeder die informatie met foto’s op haar beurt doorstuurt aan de
  • de advocaat van de vader stuurt de informatie met foto’s tenslotte door naar de
stelt vast dat de moeder na 1 januari 2026 de vader conform de opgelegde informatieregeling en zonder tussenkomst van de advocaten digitaal van informatie en recente foto’s zal voorzien, al dan niet met hulp van hulpverlening vanuit de gemeente;
*
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek om wijziging van de zorgregeling;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2025.