In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 oktober 2025 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek om voorlopige voorzieningen bij een echtscheiding. De vrouw heeft op 15 augustus 2025 een echtscheidingsverzoek ingediend, en verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. Tijdens de zitting op 22 september 2025 zijn beide partijen verschenen, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar advocaat, mr. W. Matadien, en een tolk. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de situatie besproken, waarbij naar voren kwam dat de partijen regelmatig conflicten hebben, maar nog steeds samen in dezelfde woning verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige situatie niet ideaal is, maar niet zodanig dat de man per direct de woning moet verlaten. Er is afgesproken dat beide partijen voortaan ieder een eigen slaapkamer zullen hebben en dat de vrouw mag kiezen wie in welke kamer slaapt. De rechtbank heeft benadrukt dat respectvol omgaan met elkaar essentieel is tijdens de scheidingsprocedure. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om uitsluitend gebruik van de echtelijke woning afgewezen, omdat er onvoldoende belang was voor een dergelijke maatregel.