ECLI:NL:RBDHA:2025:20081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.50386
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de toepassing van lichter middel

Op 31 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de bewaring van een vreemdeling. De eiser, die in afwachting was van een nieuw identiteitsdocument, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, die hem de maatregel van bewaring had opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 oktober 2025, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft beoordeeld of de minister had moeten volstaan met een lichter middel, gezien het feit dat de eiser meewerkte aan zijn uitzetting. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had gesteld dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond, en dat er geen andere, minder dwingende maatregelen beschikbaar waren die effectief zouden zijn. De rechtbank wees erop dat de eiser in het verleden meerdere keren was teruggekeerd naar Nederland na uitzettingen, wat de kans op vrijwillige terugkeer naar Polen verkleinde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.50386

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. S. Bozkurt-Chhiba).

Procesverloop

1. Bij besluit van 15 oktober 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 oktober 2025 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Had de minister moeten volstaan met een lichter middel?
2. Eiser voert aan dat de minister had moeten volstaan met een lichter middel, omdat hij meewerkt aan zijn uitzetting en wacht op een nieuw identiteitsdocument. Eiser meent dat de minister hem de kans had moeten geven om op het nieuwe document te wachten en vrijwillig terug te keren naar Polen.
2.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat uit de (onbetwiste) gronden van de maatregel van bewaring een risico op onttrekking aan het toezicht volgt en in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Het argument van eiser dat hij zal meewerken en in vrijheid wil wachten op zijn identiteitsdocument, verandert niets aan dit risico op onttrekking. De minister heeft er bovendien terecht op gewezen dat het onwaarschijnlijk is dat eiser vrijwillig zal voldoen aan zijn vertrekplicht, gezien het feit dat hij weet dat hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland en na verschillende uitzettingen al meerdere keren is teruggekeerd naar Nederland. Daarom is een minder ingrijpende maatregel niet voldoende om de uitzetting van eiser te garanderen.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
3. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Vergelijk ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.