ECLI:NL:RBDHA:2025:20187

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/25/77 R en C/09/25/78
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing faillissementen met gelijktijdige uitspreking van wettelijke schuldsaneringsregelingen (WSNP) en toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak hebben [verzoekster] en [verzoeker] op 25 april 2023 failliet verklaard. Om hun schulden te verhelpen, hebben zij een verzoek ingediend om hun faillissement op te heffen en tegelijkertijd toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. De faillissementen waren uitgesproken op verzoek van schuldeisers, met mr. D. de Loor als rechter-commissaris en mr. M. van den Broek als curator. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen verificatievergadering had plaatsgevonden en dat de verzoekers zich in een problematische schuldensituatie bevonden, maar dat zij te goeder trouw waren bij het ontstaan van de schulden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problematiek van [verzoekster] en de stappen die zij hebben ondernomen om hun situatie te verbeteren. De rechtbank heeft de faillissementen opgeheven en de WSNP toegewezen, met een verkorting van de looptijd tot 12 maanden. De rechtbank heeft ook het salaris van de curator vastgesteld en de bewindvoerder benoemd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 27 oktober 2025.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
faillissementsnummers: C/09/23/113 F en C/09/23/114 F
schuldsaneringsnummers: C/09/25/77 R en C/09/25/78
vonnis van 27 oktober 2025
in de zaak van:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1973 te [geboorteplaats 1] ,
en
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum 2] 1962 te [geboorteplaats 2] ,
beiden wonende te [postcode 1] [woonplaats] , [adres 1] ,
(voormalig) vennoten van [bedrijfsnaam] v.o.f.,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KvK-nummer] ,
gevestigd te [postcode 2] [vestigingsplaats] , [adres 2] .
Waar deze zaak over gaat
[verzoekster] en [verzoeker] zijn op 25 april 2023 failliet verklaard. Om tot een oplossing voor de schulden te komen hebben [verzoekster] en [verzoeker] een verzoek gedaan hun faillissement op te heffen en tegelijkertijd te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
De faillissementen zijn op 25 april 2023 op verzoek van één of meer schuldeisers uitgesproken met benoeming van, laatstelijk, mr. D. de Loor, tot rechter-commissaris en, laatstelijk, mr. M. van den Broek, advocaat te Leiden, tot curator.
1.2.
In het faillissement is nog geen verificatievergadering gehouden.
1.3.
[verzoekster] en [verzoeker] hebben een verzoek ingediend hun faillissementen op te heffen en tegelijkertijd te worden toegelaten tot de WSNP.
1.4.
De curator heeft laten weten het verzoek te ondersteunen.
1.5.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 20 oktober 2025. Op de zitting verschenen:
- [verzoekster] en [verzoeker] ,
- de curator, vergezeld door [naam] (kantoorgenoot).

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
In bepaalde gevallen kan een faillissement op verzoek van de schuldenaar worden opgeheven, terwijl gelijktijdig de toepassing van de WSNP wordt uitgesproken (artikel 15b Fw). Deze ‘omzetting’ is mogelijk wanneer het faillissement op eigen verzoek werd uitgesproken. Is het faillissement uitgesproken op verzoek van één of meer schuldeisers dan is een ‘omzetting’ mogelijk wanneer het de schuldenaar redelijkerwijs niet is toe te rekenen dat hij of zij niet eerder (voordat het faillissement werd uitgesproken) een beroep heeft gedaan op de schuldsaneringsregeling.
2.2.
Voorwaarde voor omzetting is verder dat in het faillissement nog geen verificatievergadering heeft plaatsgevonden. Er dient (uiteraard) te worden voldaan aan de gebruikelijke toelatingseisen voor de WSNP. Dat betekent dat [verzoekster] en [verzoeker] alleen kunnen worden toegelaten tot de WSNP als zij zich in een problematische schuldensituatie bevinden en zij te goeder trouw waren bij het ontstaan en onbetaald laten van de schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [verzoekster] en [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zullen voldoen. De verplichtingen waaraan [verzoekster] en [verzoeker] tijdens de WSNP moeten voldoen, zijn samengevat: een informatieverplichting, een inspanningsverplichting, een verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan en een afdrachtverplichting. Daarnaast beoordeelt de rechtbank of er aanleiding is een eerdere ingangsdatum van de WSNP te bepalen.
2.3.
[verzoekster] en [verzoeker] hebben uitgelegd waarom zij niet eerder een verzoekschrift tot toepassing van de WSNP hebben ingediend. De rechtbank is, gelet op deze omstandigheden, van oordeel dat het hen redelijkerwijs niet valt toe te rekenen dat de verzoeken om tot de WSNP te worden toegelaten niet al vóór het faillissement zijn gedaan.
2.4.
[verzoekster] en [verzoeker] hebben tot hun faillissement zelfstandige activiteiten ontplooid, handelend onder de naam [bedrijfsnaam] v.o.f.
Het is de rechtbank gebleken dat sprake was van psychische problematiek van [verzoekster] en dat als gevolg van deze problematiek de administratie van de gewezen vennootschap onder firma niet correct is gevoerd en onder meer omvangrijke (zakelijke) schulden zijn ontstaan aan de belastingdienst, aan Monuta en aan het CJIB. De rechtbank onderkent dat ten aanzien van deze schulden vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de goeder trouw. Inmiddels is [verzoekster] succesvol behandeld voor haar psychische problematiek, zijn de zelfstandige activiteiten gestaakt, werken [verzoekster] en [verzoeker] voltijds (respectievelijk 47 uur per week en 40 uur per week) in loondienst en worden zij begeleid door een schuldhulpmaatje en Stadsbank [plaats 1] . De rechtbank is er voldoende van overtuigd dat zij de omstandigheden die (mede) bepalend zijn geweest voor het ontstaan van de schulden in voldoende mate en duurzaam onder controle hebben gekregen. Een en ander leidt ertoe dat de rechtbank met toepassing van de zogenoemde hardheidsclausule van artikel 288 lid 3 van de Faillissementswet de verzoeken zal toewijzen en de faillissementen zal opheffen.
2.5.
Het WSNP-traject duurt in principe achttien maanden. Als [verzoekster] en [verzoeker] zich gedurende die periode houden aan de verplichtingen die de WSNP met zich brengt, kan de WSNP na verloop van die achttien maanden eindigen met de zogenoemde “schone lei”. Dat betekent dat schuldeisers hun vorderingen niet meer op [verzoekster] en [verzoeker] kunnen verhalen.
2.6.
[verzoekster] en [verzoeker] hebben verzocht rekening te houden met de periode van het faillissement, in die zin dat (een deel van) deze periode in mindering wordt gebracht op de looptijd van de WSNP. De curator heeft te kennen gegeven dat verkorting tot een looptijd van 12 maanden (een verkorting van 6 maanden) recht doet aan de omstandigheden.
2.7.
De rechtbank ziet reden de looptijd van de WSNP te verkorten met 6 maanden.
2.8.
De wet schrijft voor dat de eerste 13 maanden van het WSNP-traject een postblokkade geldt. Dat betekent dat gedurende die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle weer door aan [verzoekster] en [verzoeker] .
2.9.
De rechtbank zal het salaris van de curator, mr. Van den Broek, en het bedrag van de faillissementskosten vaststellen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- heft de faillissementen van [verzoekster] en [verzoeker] op;
- stelt in het faillissement van [verzoekster] het salaris van de curator,
mr. Van den Broek, en het bedrag van de faillissementskosten vast op het boedelactief
van € 13.402,45 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting);
- stelt in het faillissement van [verzoeker] het salaris van de curator,
mr. Van den Broek, vast op € 50.085,45 (inclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting), waarvan al eerder bij wijze van voorschot € 26.855,20 is toegekend;
- stelt in het faillissement van [verzoeker] het bedrag van de faillissementskosten vast op € 2.003,42 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), waarvan al eerder bij wijze van voorschot € 1.074,21 is toegekend;
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit over:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1973 te [geboorteplaats 1] ,
en
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedatum 2] 1962 te [geboorteplaats 2] ,
beiden wonende te [postcode 1] [woonplaats] , [adres 1] ,
(voormalig) vennoten van [bedrijfsnaam] v.o.f.,
ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KvK-nummer] ,
gevestigd te [postcode 2] [vestigingsplaats] , [adres 2] ;
- wijst het verzoek tot verkorten van de looptijd van de schuldsaneringsregeling toe en stelt de looptijd vast op een jaar, met ingang van vandaag;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. D. de Loor,
en tot bewindvoerder A. Noordzij (Adam & Noordzij Bewindvoering)
correspondentieadres:
[correspondentieadres]
[postcode 3] [plaats 2] ;
- draagt de bewindvoerder op om de komende 13 maanden, of zoveel eerder als de schuldsaneringsregeling eindigt, de post van [verzoekster] en [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Dit kan alleen:
o zolang de schuldsaneringsregeling loopt en
o voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M. van Nooijen, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2025.