ECLI:NL:RBDHA:2025:20199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.29579
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hersteluitspraak inzake asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie

Deze uitspraak betreft een hersteluitspraak van de Rechtbank Den Haag in een zaak over een asielaanvraag. Eiser heeft op 23 december 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De termijn voor de minister om te beslissen begon op 20 juni 2025 en eindigde op 4 juli 2025. Eiser heeft op 4 juli 2025 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep prematuur was, omdat de beslistermijn al was verstreken. Op 20 augustus 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om de minister te dwingen om opnieuw te beslissen. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden, omdat hij alsnog heeft beslist. De hersteluitspraak is gedaan omdat in de oorspronkelijke uitspraak een omissie was opgetreden, waarbij ten onrechte werd gesteld dat het beroep prematuur was ingediend. De rechtbank heeft de proceskosten voor eiser vastgesteld op € 453,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.29579
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister.
Inleiding
1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend omdat de minister niet op tijd zou hebben beslist op de asielaanvraag van 23 december 2023.
Dit beroep heeft van rechtswege ook betrekking op het alsnog genomen besluit.
1.1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
Beoordeling door de rechtbank
Is het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond?
2. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn om op de aanvraag te beslissen is verstreken. [2] Eiser heeft de minister, na het verstrijken van de termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [3] De termijn van twee weken vangt aan één dag na ontvangst van de brief waarin eiser de minister heeft gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. [4] In het geval van eiser begon deze termijn op 20 juni 2025. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn daarom is verstreken na 4 juli 2025. Eiser heeft het beroepschrift ingediend op 4 juli 2025. Het beroep is te vroeg en dus prematuur ingediend en voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen. [5] Dat heeft de minister niet gedaan en eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. [6]
3. Op 20 augustus 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen. Omdat door de minister alsnog een besluit is genomen, is er voor de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de minister alsnog een besluit op de aanvraag dient te nemen. [7]
4. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk.

Is het beroep tegen het alsnog genomen besluit gegrond?

5. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit. [8] Eiser heeft geen gronden ingediend die zien op het alsnog genomen besluit. Dit betekent dat het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit kennelijk ongegrond is.

Welke dwangsom legt de rechtbank op?

6. De minister hoeft geen bestuurlijke dwangsom te betalen. [9] Daarnaast bestaat er geen aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen, omdat de minister is tegemoet gekomen aan het verzoek van eiser en alsnog heeft beslist op zijn aanvraag.
Conclusie en gevolgen
3.7.
7.Het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk.
De minister hoeft de proceskosten niet aan eiser te vergoeden.Het beroep gericht tegen het alsnog genomen besluit is ongegrond.
8. Omdat de minister na het indienen van het beroep alsnog een besluit heeft genomen, is het beroep terecht ingediend, en moet de minister de door eiser gemaakte proceskosten vergoeden. De te vergoeden proceskosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [10]
9. Deze hersteluitspraak is gedaan omdat in de oorspronkelijke uitspraak een omissie is opgetreden. De oorspronkelijke uitspraak bevatte ten onrechte de overweging dat het beroep prematuur was ingediend. De rechtbank is hierop gewezen door de gemachtigde van eiser. Deze hersteluitspraak treedt in de plaats van de oorspronkelijke uitspraak die op 30 september 2025 is gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk.
  • verklaart het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van€ 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van K.D.M. Nijholt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder a, van de Awb.