ECLI:NL:RBDHA:2025:202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
NL24.14371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Syrische terugkeerder met vrees voor dienstplicht en risico op ernstige schade

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak van een Syrische eiser die vreesde voor de dienstplicht en ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. De eiser, die van 3 oktober 2011 tot 5 november 2022 in Dubai verbleef, had zijn asielaanvraag ingediend na een afwijzing van de minister van Asiel en Migratie op 14 juni 2024. De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard, omdat de afwijzing van de asielaanvraag onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank oordeelde dat de vrees van de eiser voor de dienstplicht en de risico's bij terugkeer naar Syrië niet adequaat waren beoordeeld door de verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser negen keer naar Syrië was teruggekeerd zonder problemen, maar dat de situatie nu anders was, gezien de politieke ontwikkelingen en de status van Syrië als vijandige staat. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de proceskostenvergoeding van € 2.267,50 aan de eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.14371

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Woudwijk),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

Op 3 april 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.
Bij besluit van 14 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft op 1, 7 en 12 november 2024 aanvullende gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van verweerder.
Op 12 december 2024 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn met vier weken verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser is geboren op [datum] 1986 en heeft de Syrische nationaliteit. Eiser heeft van 3 oktober 2011 tot en met 5 november 2022 in Dubai gewoond. Tijdens dat verblijf is eiser negen keer [1] teruggekeerd naar Syrië. Eiser is op grond van een toeristenvisum naar Nederland gekomen.
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij vreest om opgeroepen te worden voor de dienstplicht. Daarnaast zijn de Syrische veiligheidsdiensten op zoek naar hem. Zij zijn namelijk in 2018 langs geweest bij het huis van zijn ouders op het moment dat eiser daar verbleef en zij hebben naar eiser gevraagd. Eiser is nadien niet meer teruggekeerd naar Syrië.
Het bestreden besluit
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder vindt geloofwaardig dat eiser afkomstig is uit Syrië en de dienstplichtige leeftijd heeft. Echter eiser is geen vluchteling als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Verweerder acht de gestelde vrees van eiser voor de dienstplicht in Syrië bij terugkeer niet aannemelijk omdat hij de dienstplicht heeft afgekocht. Dit blijkt uit eisers verklaringen en zijn militaire boekje (dat echt is bevonden door Bureau Documenten). Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser is namelijk in de periode tussen 2012 en 2018 negen keer vanuit Dubai teruggekeerd naar Syrië, en meer specifiek naar de regio Latakia. Daarbij heeft eiser zonder problemen Syrië in- en uit kunnen reizen. Ook heeft hij gedurende de perioden van terugkeer in Syrië vrijwel geen persoonlijke problemen ondervonden.
Standpunten in beroep
6. Eiser voert daartegen aan dat verweerder ten onrechte zijn asielaanvraag heeft afgewezen. Hij vreest bij terugkeer dat hij de dienstplicht moet vervullen ondanks dat hij de dienstplicht heeft afgekocht. Gelet op de corruptie in Syrië is het namelijk goed mogelijk dat eiser alsnog zijn dienstplicht zal moeten vervullen. Dat eiser in 2022 zonder problemen een paspoort is verstrekt staat daar los van. Verder heeft verweerder zich volgens eiser ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij bij terugkeer geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser is verschillende malen vanuit Dubai teruggekeerd naar Syrië, maar dat was om medicijnen aan zijn vader te geven in verband met zijn diabetes. Het opsturen van medicatie via de enige nog opererende instantie (Aramex) in Syrië is eerder mislukt. Eiser was dus genoodzaakt om naar Syrië terug te keren. In het Informatiebericht 2024/13 staat dat verweerder mee moet wegen om welke redenen iemand is teruggekeerd naar Syrië. Bij zijn herhaalde terugkeer naar Syrië, verbleef hij steeds hoofdzakelijk binnen bij zijn ouders. Nadat in 2018 de politieke veiligheidsdienst langs is geweest bij eisers ouders en naar hem vroegen, is hij niet meer teruggekeerd naar Syrië. Daar komt bij dat uit het algemeen ambtsbericht over Syrië van augustus 2023 [2] blijkt dat Syriërs die terugkeren uit een vijandig westers land een verhoogd risico lopen. Verweerder heeft onvoldoende betrokken dat eiser voorheen terugkeerde uit Dubai, terwijl hij nu zal terugkeren vanuit een vijandige staat, namelijk Nederland. Eiser voert tot slot aan dat hij als christen te vrezen heeft voor ontvoering in Latakia.
7. Ter onderbouwing heeft eiser verder de volgende bronnen en documenten overgelegd:
  • Rapport van het Italian Institute for international Studies van 5 juni 2023;
  • https://www.aramex.com/us/en/shield/shield-excluded-countries;
  • Brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 15 oktober 2024, Syrië - gevaren en willekeur bij terugkeer;
  • Bijlage 3 van het rapport van EUAA van februari 2023 Country Guidance Syria;
  • Een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 13 december 2023, met antwoorden van Syrië-expert dr. Reinoud Leenders;
  • Een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 17 juni 2024;
  • Een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 6 november 2024;
  • Een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 11 november 2024;
  • Een schrijven van dr. Reinoud Leenders van het Department of War Studies van 11 november 2024.
8. In het verweerschrift stelt verweerder zich op het standpunt dat het besluit juist is. Ten aanzien van de militaire dienstplicht is in het beleid [3] het uitgangspunt dat vrijstelling in het algemeen wordt gerespecteerd. [4] In het geval van eiser is ook niet gebleken dat zijn vrijstelling door afkoop niet gerespecteerd zal worden. Daarbij weegt mee dat eiser zeer regelmatig naar Syrië is teruggekeerd en nimmer problemen heeft ondervonden in het kader van de militaire dienstplicht. Verweerder volgt evenmin dat eiser bij terugkeer naar Latakia te vrezen heeft omdat hij christen is. Niet gebleken is dat eiser eerder problemen heeft ondervonden. Verweerder heeft verder voldoende gemotiveerd waarom eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Syrië. Niet elke Syrische vreemdeling die uit een vijandige staat terugkeert, staat in de negatieve aandacht van de autoriteiten. Tot slot ziet verweerder ook in het bezoek van de politieke veiligheidsdiensten aan de ouders van eiser niet dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Niet gebleken is dat na het bezoek er nog interesse van de diensten in eiser is geweest.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen
9. Omdat verweerder alsnog op de aanvraag van eiser heeft beslist, heeft eiser geen belang meer bij een uitspraak op het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
Het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag
Militaire dienstplicht
10. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege de militaire dienstplicht. Verweerder wijst er terecht op dat eiser heeft verklaard dat hij zijn dienstplicht heeft afgekocht. Dit blijkt ook uit het door Bureau Documenten echt bevonden militaire boekje van eiser. Eisers stelling dat uit een artikel van het Italian Institute for International Studies van 5 juni 2023 volgt dat de Syrische autoriteiten de regels hebben gewijzigd voor afkoop en dat sprake is van corruptie, waardoor eiser bij terugkeer naar Syrië alsnog de dienstplicht zal moeten vervullen, heeft verweerder niet hoeven volgen. In dat verband is van belang dat eiser al in 2016 zijn dienstplicht heeft afgekocht. Niet gebleken is dat de gewijzigde afkoopbedragen zoals genoemd in voormeld artikel ook gelden voor degenen die de dienstplicht al hebben afgekocht. Daarnaast is van belang dat eiser na 2016 in ieder geval negen keer zonder problemen is teruggekeerd naar Syrië. Verder heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiser in 2022 nog in het bezit is gesteld van een paspoort dat zes jaar geldig is. Uit landeninformatie [5] blijkt dat een dergelijk paspoort alleen wordt uitgegeven als iemand de dienstplicht heeft vervuld of definitief is vrijgesteld. Eiser heeft geen concrete punten aangedragen die aanleiding moeten geven om te twijfelen aan de juistheid van deze landeninformatie. Eisers beroepsgrond dat het gegeven hij een paspoort heeft verkregen niet maakt dat hij niet te vrezen heeft, omdat het gaat om verschillende afdelingen, slaagt evenmin. Het onderscheid in de geldigheidsduur van een paspoort impliceert dat de informatie over de status van de dienstplicht bekend is bij de afdeling die verantwoordelijk is voor de afgifte van een paspoort.
11. De beroepsgrond van eiser dat hij een risico loopt bij terugkeer omdat zijn militaire boekje in bezit is geweest van Nederland, door Syrië aangemerkt als vijandelijke staat, heeft verweerder ook niet hoeven volgen. Verweerder merkt in dat verband terecht op dat asielaanvragen vertrouwelijk worden behandeld en dat niet met de Syrische autoriteiten wordt gedeeld dat eiser zijn militaire boekje heeft afgegeven. Daarnaast is eiser meerdere keren naar Syrië teruggekeerd. Niet gebleken is dat de autoriteiten eerder aan eiser hebben gevraagd of hij zijn militaire boekje heeft afgegeven. Niet valt in te zien dat dat nu wel het geval zal zijn.
Risico op ernstige schade
12. Het algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van een aanvraag voor een asielvergunning bij vreemdelingen uit Syrië is dat zij in beginsel bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade. Indien uit de individuele beoordeling blijkt dat er in een specifiek geval van vrees geen sprake is, kan hiervan worden afgeweken. Dit heeft verweerder met het WBV 2020/18 [6] bepaald. Uit de toelichting bij dit WBV volgt dat deze uitzondering onder andere speelt in het geval van Syrische vreemdelingen die op eigen initiatief zijn teruggereisd naar Syrië. Na invoering van WBV 2022/24 [7] (het huidige asielbeleid) is deze uitzondering meer expliciet in het beleid opgenomen, namelijk paragraaf C7/33.4.4 van de Vc. In informatiebericht 2023/19 (IB 2023/19) staat uitgewerkt welke factoren een rol kunnen spelen bij de bepaling of van het uitgangspunt dat bij terugkeer naar Syrië een reëel risico is op ernstige schade kan worden afgeweken.
13. Niet in geschil is dat eiser negen keer op eigen initiatief is teruggekeerd naar Syrië en dat zijn laatste bezoek plaatsvond van 29 december 2017 tot 12 januari 2018. Evenmin is in geschil dat eisers ouders, terwijl eiser bij hen verbleef, zijn bezocht door de politieke veiligheidsdiensten en dat zij naar eiser hebben gevraagd.
14. De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser op grond van zijn individuele omstandigheden geen reëel risico (meer) loopt op ernstige schade. Het enkele feit dat eiser vóór 2018 negen keer is teruggekeerd naar Syrië en tijdens die verblijven vrijwel geen problemen heeft ondervonden, is daarvoor onvoldoende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende betrokken dat tijdens zijn laatste bezoek aan zijn ouders, zij zijn bezocht door de politieke veiligheidsdiensten en dat er naar eiser is gevraagd. Verweerders motivering dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft omdat zijn vader de politieke veiligheidsdiensten smeergeld heeft betaald en eiser daarna niet meer van de politieke veiligheidsdiensten heeft vernomen, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende. Verweerder heeft in dat verband niet meegenomen dat eiser nadien niet meer is teruggekeerd naar Syrië. Ook heeft verweerder onvoldoende betrokken dat uit de deskundigenrapporten waarnaar eiser heeft verwezen, volgt dat eiser vanwege het eerdere bezoek van de politieke veiligheidsdiensten, waarschijnlijk op een lijst staat. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat hij bij terugkeer opnieuw benaderd zal worden door de politieke veiligheidsdiensten. [8] Ook heeft verweerder onvoldoende betrokken dat eiser steeds voor relatief korte periodes van maximaal vier weken is teruggekeerd. Eiser is niet teruggekeerd om een bestaan om te bouwen in Syrië. De aard van de bezoeken heeft verweerder onvoldoende meegewogen. Uit de rapporten volgt bovendien dat veilige terugkeer in het verleden geen garantie is voor een veilige terugkeer op dit moment. [9] Temeer nu het ruim zes jaar geleden is dat eiser is teruggekeerd naar Syrië. Eiser wijst in dat verband ook terecht op het algemeen ambtsbericht van augustus 2023 [10] waaruit volgt dat er geen eenduidig beeld is te schetsen van de houding van het Syrische regime ten aanzien van Syriërs die terugkeren. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat eisers situatie op dit moment vergelijkbaar is met de situatie ten tijde van de keren dat eiser is teruggekeerd naar Syrië.
15. Verder heeft verweerder miskend dat eiser vanuit een ander land dan Dubai zal terugkeren en dat eiser inmiddels alweer twee jaar in Nederland verblijft. Uit het paspoort van eiser blijkt dat aan hem een visum is verstrekt voor Nederland en dat hij daadwerkelijk Nederland is ingereisd. Uit het meest recente ambtsbericht over Syrië van augustus 2023 volgt dat iemand die terugkeert naar Syrië vanuit een land dat door de Syrische autoriteiten als vijandig wordt gezien een groter risico loopt. Uit dit ambtsbericht volgt geen eenduidig beeld van de behandeling van Syrische vreemdelingen die naar Syrië terugkeren vanuit een land dat als vijandig wordt gezien. Uit de stukken [11] en het verhandelde op de zitting concludeert de rechtbank dat niet kan worden uitgesloten dat Nederland door de Syrische autoriteiten als vijandig land wordt beschouwd. Verweerder heeft bovendien onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat eiser inmiddels twee jaar in Nederland verblijft.
Verweerders reactie ter zitting dat eiser een nieuw paspoort kan aanvragen zodat niet zichtbaar is dat hij in Nederland heeft verbleven, zal in het geval van eiser geen verschil maken. Immers zoals eiser ter zitting terecht heeft betoogd zal hij zich dan hier moeten wenden tot de Syrische autoriteiten zodat ook via die weg kenbaar is dat hij in Nederland verblijft.
Christenen
16. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt enkel vanwege het feit dat hij christen is. Verweerder heeft in dat verband kunnen betrekken dat eiser eerder nooit problemen heeft ondervonden vanwege zijn geloof en dat hij tijdens de gehoren ook niet heeft verklaard te vrezen daardoor. Uit het meest recente ambtsbericht over Syrië blijkt niet dat christenen systematisch vervolgd worden. Hoewel het gegeven dat eiser christen is op zichzelf onvoldoende is, betreft eisers geloofsovertuiging wel een aspect dat relevant is in het licht van het algemene risico dat eiser bij terugkeer in de negatieve aandacht van de autoriteiten zal kunnen staan. Verweerder zal dat aspect daarom mee moeten nemen in de beoordeling of eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.

Conclusie en gevolgen

17. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om verweerder op te dragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
18. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. Omdat de maximale termijn van 21 maanden [12] om te beslissen op eisers asielaanvraag op 25 augustus 2024 is verstreken, geeft de rechtbank verweerder acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak, om een nieuw besluit te nemen. Hierbij neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat het besluitmoratorium voor Syrië in deze zaak niet van toepassing is.
19. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand bedraagt op grond van Besluit proceskosten bestuursrecht € 2.267,50. Allereerst wordt € 453,50 toegekend bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroepschrift oorspronkelijk alleen zag op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast wordt € 1.814 (twee punten van € 907 met wegingsfactor 1) toegekend voor de inhoudelijke beroepsgronden tegen het genomen besluit en de deelname aan de zitting.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het besluit van 14 juni 2024;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 7 januari 2025 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Te weten in de perioden van 12 mei 2012 tot 26 mei 2012, 6 september 2012 tot 12 september 2012, 19 februari 2013 tot 28 februari 2013, 27 maart 2014 tot 19 april 2014, 19 oktober 2014 tot 10 november 2014, 28 mei 2015 tot 27 juni 2015, 10 september 2016 tot 01 oktober 2016, 16 augustus 2017 tot 02 september 2017 en 29 december 2017 tot 12 januari 2018.
2.Pagina 90.
3.C7/33.3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
4.Paragraaf 6.1.1.1. van het Algemeen ambtsbericht over Syrië van augustus 2023.
5.Thematisch ambtsbericht Syrië van december 2019.
6.Staatscourant 2020, 42235.
7.Staatscourant 2022, 29838.
8.Mailcorrespondentie van Vluchtelingenwerk Nederland met Syrië-deskundige [naam 2] van 6 november 2024 en het schrijven van dr. [naam 3] van het Department of War Studies van 11 november 2024.
9.Zoals volgt uit de mailwisseling van Vluchtelingenwerk Nederland met Syrië-expert [naam 4] op 5 november 2024.
10.Zie pagina 90.
11.Waaronder de mail van [naam 3] van 16 mei 2023 aan Vluchtelingenwerk Nederland.
12.Zoals volgt uit artikel 31, vijfde lid van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU).