ECLI:NL:RBDHA:2025:20217

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/685437 / FA RK 25-3720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag, zorgregeling, vervangende toestemming verhuizing en hoofdverblijfplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020. De vader heeft verzocht om gezamenlijk gezag over [minderjarige] en om vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats 1]. De moeder heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader sinds de geboorte van [minderjarige] de dagelijkse verzorging op zich heeft genomen en dat de moeder en [minderjarige] onregelmatig contact hebben. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is dat de ouders gezamenlijk gezag krijgen en dat de verhuizing van de vader naar [plaats 1] geen negatieve invloed zal hebben op de relatie tussen [minderjarige] en de moeder. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader toegewezen en de verzoeken van de moeder afgewezen. De zorgregeling is vastgesteld zodat [minderjarige] regelmatig contact heeft met de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-3720
Zaaknummer: C/09/685437
Datum beschikking: 18 augustus 2025

Gezag, zorgregeling, vervangende toestemming verhuizing en hoofdverblijfplaats

Beschikking op het op 19 mei 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. Z. Acer te Arnhem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.L. Prass te Amsterdam.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift, van de vader.
  • het verweerschrift, ingekomen op 1 juli 2025, van de moeder.
Op 7 juli 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door een tolk;
  • [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] .
- De vader heeft [minderjarige] erkend.
- De moeder is van rechtswege alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
- De ouders hebben de Bulgaarse nationaliteit.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:
- te bepalen dat de vader gezamenlijk met de moeder zal zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] ;
- te bepalen dat aan de vader vervangende toestemming wordt verleend om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] en haar in te schrijven bij de [gemeente] op het adres van de vader,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft verweer gevoerd. Welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Bovendien heeft de moeder zelfstandig verzocht:
- te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder wordt vastgesteld;
- de vader te verplichten volledige medewerking te verlenen aan de inschrijving
van [minderjarige] op het adres van de moeder;
- een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] bij de moeder verblijft volgens een nader door de rechtbank te bepalen schema, dan wel een zodanige regeling te treffen die de rechtbank in het belang van [minderjarige] juist acht,
dan wel iedere andere beslissing te nemen die de rechtbank in het belang van [minderjarige] acht,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk rechtNu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken.
GezagOp grond van het eerste lid van artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Op grond van het tweede lid van dit artikel wordt, indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder daarmee niet instemt, het verzoek slechts afgewezen als a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in zou komen, of b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat het in het belang van het kind is dat de ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over hun kind. Hier kan alleen van worden afgeweken als sprake is van bijzondere omstandigheden die het gezamenlijk gezag onmogelijk maken of waardoor dit onwenselijk is. Daarbij is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijk overleg ter zake van hun gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag toewijsbaar is. Uit de stukken en dat wat er op de zitting is besproken blijkt dat de vader sinds [minderjarige] één jaar oud is de volledige dagelijkse verzorging en opvoeding van [minderjarige] op zich heeft genomen en op dit moment nog steeds op zich neemt. De rechtbank vindt het daarom in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de vader, als primaire verzorger van [minderjarige] , belangrijke beslissingen over [minderjarige] kan nemen. Op deze manier wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie. De vrees van de moeder dat de vader niet bereid is om gezamenlijk met de moeder beslissingen te nemen over [minderjarige] alsmede haar angst dat zij nog meer door de vader wordt buitengesloten – waar volgens haar op dit moment sprake van is – zijn onvoldoende om te stellen dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] klem of verloren raakt tussen de ouders, dan wel dat gezamenlijk gezag niet in het belang is van [minderjarige] . De rechtbank zal het verzoek van de vader dan ook toewijzen en bepalen dat voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over [minderjarige] . De rechtbank verlangt van beide ouders dat zij zich zullen inzetten om het gezamenlijk ouderschap en het gezamenlijk gezag in het belang van [minderjarige] vorm te geven. Het is in dat kader belangrijk dat de vader zijn nieuwe adres doorgeeft aan de moeder, zodat zij weet waar [minderjarige] verblijft. Ook is het belangrijk dat de vader de moeder informeert over school, zodat de moeder daar ook bij betrokken kan raken.
Verder is op de zitting besproken dat het belangrijk is dat de communicatie tussen de ouders wordt verbeterd. De rechtbank heeft de ouders gewezen op het traject Ouderschap Blijft. De ouders kunnen zich wenden tot hun huisarts voor een doorverwijzing naar dit traject.
Vervangende toestemming verhuizing en inschrijving op adres van de vaderOp grond van artikel 1:253a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kunnen op verzoek van de ouders geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste jurisprudentie (onder meer HR 25 april 2008, (ECLI:NL:HR:2008:BC5901) volgt dat bij de beslissing over vervangende toestemming voor verhuizing van een kind alle omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
Bij de weging van de belangen kent de rechtbank gewicht toe aan het gerechtvaardigde belang van de vader om zijn leven zelfstandig in te richten en wijzigingen in zijn persoonlijke omstandigheden aan te brengen. Hoewel de moeder een belangrijke rol in het leven van [minderjarige] speelt neemt de vader sinds [minderjarige] één jaar oud is de volledige verzorging en opvoeding van [minderjarige] voor zijn rekening. Tussen de moeder en [minderjarige] geldt geen vaste zorgregeling en het contact tussen hen vindt op onregelmatige basis plaats. De rechtbank is daarom van oordeel dat de verhuizing, die inmiddels al heeft plaatsgevonden, op zichzelf geen invloed heeft op de frequentie en duur van het contact tussen [minderjarige] en de moeder. De rol van de moeder wordt ook niet aangetast door de verhuizing naar [plaats 1] .
De rechtbank is verder van oordeel dat de vader de verhuizing voldoende doordacht en voorbereid heeft en dat hij voldoende heeft onderbouwd dat een verhuizing noodzakelijk is. De vader heeft kenbaar gemaakt dat hij samen met [minderjarige] en zijn partner bij zijn ouders (hierna: grootouders vaderszijde) inwoonden, maar vanwege de zwangerschap van de partner van de vader was het gezien de grootte van de woning niet meer mogelijk om daar met z’n allen te wonen. De vader heeft aangegeven dat hij, mede met het oog op het contact tussen [minderjarige] en de moeder, eerst heeft gezocht naar een woning in [plaats 2] , maar dat dit niet gelukt is vanwege de hoge woonlasten. Gelet op de krapte op de huidige woningmarkt in [plaats 2] , acht de rechtbank het niet onbegrijpelijk dat de vader geen passende woning heeft kunnen vinden in [plaats 2] . Op zitting is gebleken dat de woning van de grootouders vaderszijde inmiddels is verkocht.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de vader aan de moeder alternatieven heeft aangeboden om de gevolgen van de verhuizing te verzachten. De vader heeft aangeboden om zorg te dragen voor het halen en het brengen van [minderjarige] naar de moeder, dan wel naar de grootouders vaderszijde, wanneer de grootouders weer terug naar [plaats 2] verhuizen, zodat de moeder [minderjarige] daar op kan halen. Dit voorstel biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende compensatie voor de moeder.
Ten aanzien van de zorg van de moeder dat [minderjarige] door de verhuizing uit haar vertrouwde omgeving is gehaald, zonder toestemming van de moeder, is de rechtbank van oordeel dat dat de ‘vertrouwde omgeving’ van [minderjarige] niet zozeer ziet op een woonplaats, maar dat dit gelegen is in de opvoedsituatie bij de vader. De rechtbank acht het daarom van groot belang dat de feitelijke situatie, waarbij [minderjarige] bij de vader verblijft en door hem wordt verzorgd gecontinueerd wordt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader om hem vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] en haar in te schrijven bij de [gemeente] op het adres van de vader toewijzen. Nu de rechtbank het verzoek van de vader toewijst zal de rechtbank het verzoek van de moeder tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar afwijzen.
ZorgregelingOp grond van artikel 1:253a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kunnen op verzoek van de ouders geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Op de zitting is besproken dat het contact tussen [minderjarige] en de moeder onregelmatig plaatsvindt en dat [minderjarige] en de moeder gering contact met elkaar hebben. De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] dat er duidelijkheid komt over de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] en dat de moeder en [minderjarige] frequent(er) contact met elkaar hebben, conform de wens van de moeder.
Op de zitting heeft de vader voorgesteld om een opbouwende zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] uiteindelijk twee weekenden achtereenvolgend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de moeder verblijft en vervolgens één weekend bij de vader verblijft. De moeder heeft hiermee ingestemd. De rechtbank zal vaststellen dat [minderjarige] bij de moeder is:
  • op zondag 24 augustus, 31 augustus, 7 september en 14 september 2025 van 10.00 uur tot 17.00 uur;
  • van zaterdag 20 september 2025 om 15.00 uur tot zondag 21 september 2025 om 17.00 uur;
  • van zaterdag 4 oktober 2025 om 15.00 uur tot zondag 5 oktober 2025 om 17.00 uur;
  • met ingang van zaterdag 18 oktober 2025 telkens twee weken achtereenvolgend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarna [minderjarige] het weekend daarop (één weekend) bij de vader verblijft.
De rechtbank stelt vast dat de vader verantwoordelijk is voor het brengen en halen van [minderjarige] naar en van de moeder, conform het voorstel van de vader. Op de zitting is besproken dat de grootouders vaderszijde op dit moment nog in [plaats 1] wonen, maar dat zij op termijn naar [plaats 2] zullen verhuizen. De rechtbank stelt daarom vast dat – vanaf het moment dat de grootouders vaderszijde verhuisd zijn naar [plaats 2] en de overdracht van [minderjarige] tussen de ouders via de grootouders vaderszijde zal verlopen – de moeder [minderjarige] verantwoordelijk is voor het halen bij en brengen van [minderjarige] naar de grootouders vaderszijde in [plaats 2] . De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders op enig moment in onderling overleg afspraken zullen kunnen maken over de rechtstreekse overdracht tussen de ouders van [minderjarige] , dus niet langer via de grootouders vaderszijde.

Beslissing

De rechtbank :
*
bepaalt dat voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk het gezag zal toekomen over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] ;
*
verleent toestemming aan de vader – welke toestemming die van de moeder vervangt – om met [minderjarige] , te verhuizen naar [plaats 1] ; en haar in te schrijven bij de [gemeente] op het adres van de vader,
*
stelt vast dat [minderjarige] volgens de volgende (opbouwende) zorgregeling bij de moeder is:
  • op zondag 24 augustus, 31 augustus, 7 september en 14 september 2025 van 10.00 uur tot 17.00 uur;
  • van zaterdag 20 september 2025 om 15.00 uur tot zondag 21 september 2025 om 17.00 uur;
  • van zaterdag 4 oktober 2025 om 15.00 uur tot zondag 5 oktober 2025 om 17.00 uur;
  • met ingang van zaterdag 18 oktober 2025 telkens twee weken achtereenvolgend van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarna [minderjarige] het weekend daarop (één weekend) bij de vader verblijft,
waarbij de vader verantwoordelijk is voor het brengen en halen en brengen van [minderjarige] naar en van de moeder en – vanaf het moment dat de grootouders vaderszijde verhuisd zijn naar [plaats 2] en de overdracht via de grootouders vaderszijde zal verlopen – de moeder verantwoordelijk is voor het halen en brengen van [minderjarige] van en naar de grootouders vaderszijde in [plaats 2] ;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Hoek als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2025.