In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 november 2025, gaat het om een opvolgend beroep van meerdere eisers tegen de minister van Asiel en Migratie. De eisers hebben een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid bij een referent, maar de minister heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. De rechtbank heeft eerder de minister opgedragen om vóór 30 mei 2025 een beslissing te nemen, maar deze termijn is niet nageleefd. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is.
De rechtbank constateert dat het dossier mogelijk niet compleet is, omdat de minister nog documenten moet beoordelen en mogelijk een herstelverzuim zal sturen. Desondanks legt de rechtbank de minister een nieuwe termijn op van twee weken om alsnog een beslissing te nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 200,- per dag betalen, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank motiveert dat deze dwangsom een prikkel is voor de minister om tijdig te beslissen.
Daarnaast moet de minister de proceskosten van de eisers vergoeden, vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter mr. A. Sibma, in aanwezigheid van griffier A.S. van der Veen, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. De eisers zijn vrijgesteld van griffierecht, en de rechtbank heeft de minister opgedragen om het betaalde griffierecht van € 194,- aan de eisers te vergoeden.