In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 28 januari 2025, wordt het beroep van eiseres behandeld dat is ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 6 augustus 2024. In die uitspraak werd de minister van Asiel en Migratie opgedragen om binnen acht weken te beslissen op de aanvraag van eiseres, tenzij nader onderzoek nodig was. Eiseres stelt dat de minister niet heeft gecommuniceerd dat nader onderzoek noodzakelijk was en dat de termijn inmiddels is verstreken. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
De rechtbank overweegt dat de minister sinds 15 januari 2024 het fifo-principe hanteert bij nareiszaken, maar wijst het verzoek van de minister om het beroep aan te houden af. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is. De rechtbank geeft de minister een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 250,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen.