ECLI:NL:RBDHA:2025:20290

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
25-15545
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig beslissen door het COA

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers tegen het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) beoordeeld. Eisers hebben een beroep ingesteld omdat zij van mening zijn dat het COA niet tijdig heeft beslist op hun verzoek van 18 juni 2025. De rechtbank stelt vast dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eisers het COA op 21 juli 2025 in gebreke hebben gesteld, terwijl de beslistermijn van acht weken pas op 13 augustus 2025 eindigde. Dit betekent dat de ingebrekestelling te vroeg is verzonden, waardoor de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. De rechtbank wijst ook het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht toe, zodat zij geen griffierecht hoeven te betalen. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/15545

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

ook namens de minderjarige kinderen:

[naam], geboren op [geboortedatum] en

[naam], geboren op [geboortedatum],
hierna tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. J. Hemelaar),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, COA.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eisers hebben ingesteld, omdat COA volgens hen niet op tijd heeft beslist op het verzoek van 18 juni 2025.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag, verzoek of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag, verzoek of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Als de betrokkene de ingebrekestelling te vroeg stuurt, is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
3.1. In dit geval eindigde de beslistermijn van 8 weken op 13 augustus 2025. [3] Eisers hebben COA op 21 juli 2025 in gebreke gesteld. Op dat moment was de beslistermijn nog niet verstreken.
3.1.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet kan beoordelen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van A.S. van der Veen, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is bekend gemaakt op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3.Dit blijkt uit artikel 4:13, tweede lid van de Awb.