In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 januari 2025, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank had eerder bepaald dat de minister binnen acht weken moest beslissen, tenzij nader onderzoek nodig was. Eiseres stelde dat de minister niet tijdig had gereageerd en dat er geen schriftelijke mededeling was gedaan dat nader onderzoek nodig was. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk was, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een duidelijke termijn was gesteld in de eerdere uitspraak. De rechtbank constateerde dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit had genomen en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank gaf de minister een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen en legde een dwangsom op van € 250,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast werd de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die op € 453,50 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 187,- moest ook worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen.