ECLI:NL:RBDHA:2025:20373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
C/09/669446 / FA RK 24-5044
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake gezag en omgang na raadsonderzoek

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een tussenbeschikking gegeven in een zaak betreffende gezag en omgang van een minderjarige. De vader had verzocht om gezamenlijk gezag over zijn kind, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om het verzoek van de vader af te wijzen, omdat er geen contact tussen de ouders is en de vader tot op heden geen rol heeft gespeeld in het leven van het kind. De rechtbank oordeelde dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat de vader op dit moment niet de juridische vader is van het kind. De rechtbank heeft ook de omgangsregeling tussen de vader en het kind aanhouden voor de duur van negen maanden, zodat er door een professionele instantie, Kracht, statusvoorlichting kan worden gegeven. De rechtbank heeft besloten om verdere beslissingen over de omgang en informatieregeling pro forma aan te houden tot respectievelijk 1 juli 2026 en 1 mei 2026. De advocaten van de ouders moeten zich uiterlijk op de pro forma datum uitlaten over de stand van zaken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5044
Zaaknummer: C/09/669446
Datum beschikking: 23 oktober 2025
Gezag, omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en informatieregeling

Beschikking op het op 8 juli 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A. Özmen in Almere (voorheen: mr. N. Durdabak in Hilversum).
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. V. de Roo in Rotterdam.

Procedure

Bij beschikking van 15 januari 2025 van deze rechtbank – voor zover hier relevant – is aan de vader vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] te erkennen, is bepaald dat de moeder de vader voorlopig één keer in de twee maanden per e-mail informatie moet verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [de minderjarige] en daarbij een recente foto van [de minderjarige] moet voegen, is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht een onderzoek te verrichten en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen en is iedere verdere beslissing over het gezag, de omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de (definitieve) informatieregeling aangehouden tot 1 juni 2025 pro forma.
Bij beschikking van 10 maart 2025 van deze rechtbank is de door de vader verzochte aanvulling van de beschikking van 15 januari 2025 geweigerd.
De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook van:
  • het bericht van 23 januari 2025 van de Raad;
  • het rapport en advies van de Raad van 30 juni 2025, met kenmerk [kenmerk] ;
  • het bericht van 21 juli 2025 van de moeder;
  • het bericht van 30 juli 2025 van de vader;
  • het bericht van 18 september 2025 van de vader
  • het bericht van 25 september 2025 van de moeder;
  • het bericht van 14 oktober 2025 van de vader.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat bij voornoemde beschikkingen is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Vooraf
Ondanks dat de beslissing om aan de vader vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] te mogen erkennen in kracht van gewijsde is gegaan, is gebleken dat de vader [de minderjarige] nog niet heeft erkend. Volgens de vader heeft de gemeente zonder toelichting geweigerd om de erkenning in te schrijven. Wat daar ook van zij, dit betekent dat de vader op dit moment (nog) niet de juridische vader van [de minderjarige] is. Desondanks zal de rechtbank hem in deze beschikking wel de vader noemen.
Gezag
De Raad adviseert naar aanleiding van zijn onderzoek om het verzoek van de vader om de ouders gezamenlijk met het gezag over [de minderjarige] te belasten, af te wijzen. Voor gezamenlijk gezag is op zijn minst vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen over [de minderjarige] in gezamenlijk overleg kunnen nemen op een zodanige manier dat [de minderjarige] niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Hiervan is geen sprake. De vader heeft tot op heden geen rol gespeeld in het leven van [de minderjarige] en hij heeft haar nog nooit gezien. Hierdoor heeft de vader geen zicht op wat [de minderjarige] , die een bovengemiddelde opvoedingsbehoefte heeft, nodig heeft. Er is ook geen contact tussen de ouders onderling. Bij gezamenlijk gezag bestaat de kans dat [de minderjarige] klem komt te zitten tussen de ouders. De Raad ziet op dit moment en in de nabije toekomst geen reden om het gezag over [de minderjarige] te wijzigen.
De ouders hebben aangegeven achter het advies van de Raad te staan.
Zoals hiervoor al is overwogen, is de vader op dit moment (nog) niet de juridische vader van [de minderjarige] . Omdat de vader heeft aangegeven dat hij nogmaals zal proberen om de erkenning in te laten schrijven door de gemeente, zal de rechtbank het verzoek van de vader toch inhoudelijk beoordelen, ook al bestaat er op dit moment juridisch geen wettelijke grondslag voor zijn verzoek.
Op grond van artikel 1:253c eerste en tweede lid van het Burgerlijk Wetboek kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nooit het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten. Het verzoek wordt slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of indien afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen.
De rechtbank is gebleken dat er tussen de ouders sinds de geboorte van [de minderjarige] geen enkel contact is en dat ook niet is te verwachten dat dit korte termijn zal veranderen. Dit maakt dat de rechtbank de ouders niet in staat acht om beslissingen van enig belang over [de minderjarige] in gezamenlijk overleg te kunnen nemen. Als de rechtbank het verzoek van de vader zou toewijzen, bestaat het risico dat [de minderjarige] klem en verloren raakt, zonder dat te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen. Daarbij komt dat de vader tot op heden, wat de reden daarvan ook zij, geen enkele rol in het leven van [de minderjarige] heeft gespeeld. De vader heeft dus ook geen zicht op [de minderjarige] en wat zij nodig heeft. Afwijzing is daarom ook anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] afwijzen.
Vanwege deze beslissing, spreekt de rechtbank in het vervolg van deze beschikking over de omgang(sregeling).
Omgang
De Raad adviseert naar aanleiding van zijn onderzoek om het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] vast te stellen aan te houden voor de duur van negen maanden, waarbij in die periode door Kracht statusvoorlichting aan [de minderjarige] kan worden gegeven en de omgang tussen de vader en [de minderjarige] kan worden opgestart. Het is in het belang van [de minderjarige] dat Kracht, als professionele instantie, werkt aan het veilig vormgeven van de omgang. Kracht kan hiervoor bijvoorbeeld BOR Humanitas inzetten. In afwachting hiervan kan de Raad nu nog niet inschatten welke omgangsregeling met de vader in het belang van [de minderjarige] is.
De ouders hebben aangegeven achter het advies van de Raad te staan.
De rechtbank zal, conform het raadsadvies waar de ouders achter staan, in afwachting van het traject bij Kracht iedere verdere beslissing over de omgangsregeling opnieuw pro forma aanhouden tot 1 juli 2026. De rechtbank verwacht van de advocaten van de ouders dat zij zich uiterlijk op de pro forma datum uitlaten over de stand van zaken van de statusvoorlichting en de omgang tussen de vader en [de minderjarige] , waarna de rechtbank zal beslissen over de verdere voortgang van de procedure.
Informatieregeling
De rechtbank zal iedere verdere beslissing over de informatieregeling ook pro forma aanhouden tot 1 mei 2026.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van de vader om hem samen met de moeder te belasten met het gezag over [de minderjarige] ;
bepaalt dat de advocaten van de ouders zich uiterlijk op de pro forma datum moeten uitlaten over de stand van zaken van de statusvoorlichting en de omgang tussen de vader en [de minderjarige] ;
houdt iedere verdere beslissing
over de omgang en de (definitieve) informatieregelingaan
tot 1 juli 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 23 oktober 2025.