ECLI:NL:RBDHA:2025:2041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
SGR 24/6157
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik en beroep tegen deze beslissing

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Bij besluit van 21 februari 2024 heeft de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, na een eerdere schorsing in 2020. De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. Eiser was op 1 oktober 2023 staande gehouden voor rijden onder invloed, waarbij een alcoholpromillage van 1,794 werd vastgesteld. Een psychiater concludeerde dat er sprake was van alcoholmisbruik in ruime zin, wat leidde tot de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat er geen sprake was van alcoholmisbruik. De rechtbank oordeelde echter dat de ongeldigverklaring op goede gronden was gebaseerd. De rechtbank benadrukte dat de diagnose alcoholmisbruik niet uitsluitend op anamnese mag steunen, maar ook op andere aanwijzingen. Eiser had eerder een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) opgelegd gekregen, wat ook meeweegt in de beoordeling. De rechtbank concludeerde dat de rapportage van de psychiater Van Dalen niet tegenstrijdig was en dat verweerder zich daarop mocht baseren. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6157

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. T. van Nimwegen),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,verweerder
(gemachtigde: mr: S. Sheikchote).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
1.1.
Bij besluit van 21 februari 2024 heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard. Met het bestreden besluit van 15 mei 2024 is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 1 oktober 2023 is eiser staande gehouden voor rijden onder invloed. Er werd een waarde van 780 μg/l vastgesteld (alcoholpromillage van 1,794). [1] Verweerder heeft eiser op basis daarvan opgedragen een onderzoek te laten doen naar zijn alcoholgebruik. De keurend psychiater Van Dalen heeft op basis van dat onderzoek op 16 december 2023 geconcludeerd dat er sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin, [2] met als stopdatum
2 oktober 2023. Op grond daarvan heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard. [3] Verweerder heeft eiser eerder, op 12 augustus 2020, een onderzoek opgelegd. De geldigheid van zijn rijbewijs is toen geschorst en hij heeft een Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA) opgelegd gekregen, welke hij in juli 2021 heeft afgerond.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Volgens eiser is zijn rijbewijs ten onrechte ongeldig verklaard en is er geen sprake van alcoholmisbruik in ruime zin. Anders dan psychiater van Dalen heeft geconcludeerd, was er geen sprake van onderrapportage over het moment van de aanhouding, en ook niet over zijn normale alcoholgebruik. Van tolerantie is evenmin sprake. Eiser heeft de vraag van Van Dalen wanneer hij een effect merkt van alcohol verkeerd opgevat. Dat eiser zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk, is verder onvoldoende onderscheidend om als aanwijzing voor de diagnose te kunnen dienen. Onderaan de streep is de enige aanwijzing die overeind blijft dat hij heeft gerecidiveerd. Dat op zich is onvoldoende om de conclusie alcoholmisbruik in ruime zin te kunnen dragen. Dit wordt ook ondersteund door de contra-expertise van psychiater Vinkers. Eiser heeft in dat onderzoek op hoofdlijnen dezelfde antwoorden gegeven als tijdens het onderzoek bij Van Dalen. Toch komt Vinkers in zijn rapport van 12 maart 2024 niet tot de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin. Verweerder had zich dan ook niet kunnen baseren op het psychiatrisch rapport van Van Dalen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het rijbewijs van eiser op goede gronden ongeldig heeft verklaard. Zij overweegt daartoe als volgt.
4.1.
Als de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin is gesteld, bestaat er slechts aanleiding om de ongeldigverklaring van het rijbewijs niet in stand te laten indien de psychiatrisch rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. [4]
4.2.
De diagnose alcoholmisbruik in ruime zin betekent niet dat iemand alcoholist is. Het is een beschrijvende diagnose door keurende psychiaters waarbij alle gegevens worden gebruikt die wijzen in de richting van problemen rond alcoholgebruik. [5] Die diagnose mag niet uitsluitend worden gesteld op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. Dit vanwege de lage betrouwbaarheid van de anamnestische gegevens omdat de bestuurder in kwestie doorgaans wenst het rijbewijs te behouden en het ademalcoholgehalte steeds een momentopname is. De diagnose kan daarom alleen worden gesteld met de hulp van meerdere aanwijzingen die de diagnose ondersteunen en een indicatie kunnen vormen voor de aanwezigheid van alcoholproblemen. Die aanwijzingen kunnen onder meer worden gevonden in de omstandigheden bij de aanhouding. Daarbij valt te denken aan contextuele zaken of observaties van de verbalisanten, zoals het (relatief) ontbreken van intoxicatieverschijnselen tijdens de aanhouding, die in het proces-verbaal zijn genoteerd. Ook het goed of langdurig functioneren met hoge promillages alcohol is een aanwijzing voor problematiek rondom het alcoholgebruik, omdat dit wijst op alcoholtolerantie. Voorts zijn afwijkende bloedwaarden die voorkomen bij mensen met een chronisch hoge alcoholconsumptie een aanwijzing voor de aanwezigheid van alcoholproblemen.
Onderrapportage op de dag van de aanhouding
4.3.
Volgens het rapport van Van Dalen is het in eerste instantie door eiser opgegeven alcoholgebruik ten tijde van de aanhouding niet in overeenstemming met het gehalte dat is gemeten ten tijde van de aanhouding. Verweerder mocht van deze eerste verklaring uitgaan. Eiser heeft in eerste instantie verteld dat hij ongeveer 10 wodkamixjes in de kroeg had gedronken, terwijl op basis van de meting dit er minstens 15 geweest moeten zijn. Dat eiser niet bewust te weinig alcohol eenheden (AE) zou hebben opgegeven en dit daarom direct nadat hij hiermee door Van Dalen werd geconfronteerd zou hebben bijgesteld, volgt de rechtbank niet. Met zijn latere verklaringen dat het mogelijk ging om grote Wodkamixjes en dat hij voor het stappen ook nog een aantal glazen had gedronken, lijkt eiser zijn initiële verklaring eerder te bagatelliseren. De rechtbank is van oordeel dat Van Dalen mocht uitgaan van de eerste verklaring en kon concluderen dat sprake was van onderrapportage ten tijde van de aanhouding.
Onderrapportage van het normale alcoholgebruik
4.4.
Ook kan de rechtbank de conclusie volgen dat sprake is van onderrapportage van het normale alcoholgebruik. Eiser heeft verklaard twee dagen in de maand 5 á 8 AE te drinken, met soms een uitschieter naar meer dan 10 AE. Van Dalen acht het niet voor de hand liggend dat eiser nu juist is aangehouden op die ene dag dat er sprake is van een uitschieter. Een structureler drankpatroon is aannemelijker.
Geringe pakkans
4.5.
Dat volgens eiser geen sprake is van onderrapportage en juist sprake was van een verhoogde pakkans, volgt de rechtbank niet. Eiser is aangehouden in een woonwijk om 06:00 uur en niet is gebleken dat dit is gebeurd naar aanleiding van een melding. Uit het proces-verbaal blijkt dat eiser is aangehouden, omdat hij met zijn mistlichten aan reed en over de weg slingerde. Deze omstandigheden vergroten weliswaar de pakkans gedurende die specifieke rit, maar dit maakt nog niet dat de pakkans in het geval van eiser in het algemeen groter dan gering moet worden geacht. Het standpunt van eiser dat hij voor zijn werk meerdere keren per week ‘s avonds langs politiecontroles in Den Haag rijdt en daar nooit is uitgepikt voor rijden onder invloed is verder niet onderbouwd en kan hem daarom niet baten. Van Dalen heeft het dan ook onwaarschijnlijk kunnen achten dat eiser gelet op zijn sociale drinkpatroon slechts één dag is doorgeschoten en ondanks de lage pakkans juist toen is aangehouden.
Alcoholtolerantie
4.6.
Daarnaast bestaat er volgens Van Dalen een aanwijzing voor alcoholtolerantie omdat eiser heeft verklaard eerst bij 3 á 4 AE een effect te merken van alcohol. Dat eiser door de vraagstelling van Van Dalen niet zou hebben begrepen dat het ging om een
eersteeffect, en het juiste antwoord daarop 1 á 2 AE is, volgt de rechtbank niet. Eiser had redelijkerwijs moeten begrijpen dat werd gedoeld op wanneer hij een eerste effect van alcohol voelde. Bovendien heeft hij eerder een soortgelijk onderzoek gehad, en is hij dus eerder al met die vraag is geconfronteerd. Mocht de betekenis van de vraag voor eiser toch niet duidelijk zijn geweest, dan had het op zijn weg gelegen om verduidelijking te vragen. [6]
Recidive en het rijbewijs nodig voor werk
4.7.
Tot slot heeft van Dalen bij het onderzoek betrokken dat eiser eerder is aangehouden in verband met het rijden onder invloed waarna hij een EMA-cursus heeft gevolgd. Ook is betrokken dat eiser zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Eiser heeft nu wederom de verkeersveiligheid in gevaar gebracht en daarmee de geldigheid van zijn rijbewijs op het spel gezet. Dit past volgens Van Dalen bij een stoornis in het alcoholgebruik. Daarnaast acht hij relevant dat eiser in het jaar voorafgaande aan zijn laatste aanhouding het rijbewijs nodig had voor werk en toch met te veel alcohol op achter het stuur is gestapt. Hoewel deze beide omstandigheden op zichzelf niet de conclusie alcoholmisbruik in ruime zin kunnen dragen [7] , betekent dat niet dat aan deze aanwijzingen in zijn geheel en in samenhang bezien met de andere aanwijzingen geen betekenis kan toekomen.
Contra-expertise
4.8.
De rechtbank constateert dat eiser anders heeft verklaard tijdens de contra-expertise dan tijdens het onderzoek van Van Dalen. Dat die antwoorden in hoofdlijnen wel hetzelfde zijn, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft het alcoholgebruik ten tijde van de aanhouding naar boven bijgesteld, en het aantal alcoholeenheden (AE) waarna hij een effect voelt naar beneden bijgesteld. Die bijgestelde verklaringen plaatsen hem in een gunstiger daglicht wat niet los kan worden gezien van eisers’ wens om zijn rijbewijs terug te krijgen, mede omdat hij deze nodig heeft voor zijn werk. De conclusies van beide rapportages kunnen daarom niet met elkaar worden vergeleken zodat de contra-expertise de bevindingen in het psychiatrisch rapport van Van Dalen niet zonder meer weerlegt. De bevindingen zijn immers gebaseerd op andere verklaringen. Verweerder heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om Van Dalen om een reactie te vragen op de contra-expertise.
4.9.
De rechtbank is op grond van wat zij hiervoor heeft overwogen van oordeel dat het rapport van Van Dalen inhoudelijk niet tegenstrijdig en concludent is. Verweerder heeft zich dan ook daarop mogen baseren en heeft het rijbewijs van eiser op goede gronden ongeldig verklaard.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het rijbewijs van eiser terecht ongeldig heeft verklaard.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De maximaal toegestane waarde is 220 μg/l, omgerekend 0,5 promille.
2.Zoals omschreven in paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000.
3.Artikel 134, tweede lid, van de WVW, in samenhang met artikel 27, sub b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van
5.Zie de uitspraak van de Afdeling, van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1339.
6.Zie ook de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant, van 21 juni 2017, ECLI:NL:RBOBR:2017:3369.
7.Zie de uitspraken van de Afdeling, van 12 mei 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BM4197, en van 12 juni 2019, ECLI:NL:RSV:2019:1893.