ECLI:NL:RBDHA:2025:20481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
C/09/691857 KG ZA 25-933
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering in kort geding tot nakoming overeenkomst tussen Floramotion Sales B.V. en PLP Vastgoed B.V. en Wateringseveld Exploitatiemaatschappij B.V.

In deze zaak vordert Floramotion Sales B.V. (hierna: Floramotion) in kort geding nakoming van een overeenkomst met PLP Vastgoed B.V. (hierna: PLP) en Wateringseveld Exploitatiemaatschappij B.V. (hierna: WE) betreffende de aankoop van een bedrijfspand. De procedure is gestart na een reeks van communicatie tussen de partijen over de aankoop van het pand, waarbij Floramotion stelt dat er overeenstemming is bereikt over de koopprijs van € 10.000.000. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de vordering van Floramotion, aangezien de levering van het pand rond de jaarwisseling zou moeten plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat er voldoende aanwijzingen zijn dat een overeenkomst tot stand is gekomen, waarbij Floramotion het pand voor de genoemde prijs zou kopen. De rechter heeft de vordering van Floramotion om medewerking te verlenen aan de juridische levering van het pand toegewezen, met een dwangsom voor het geval PLP niet aan deze verplichting voldoet. Daarnaast zijn de proceskosten tussen de partijen verdeeld, waarbij PLP in de helft van de kosten van Floramotion is veroordeeld en Floramotion in de helft van de kosten van WE.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel-voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/691857 / KG ZA 25-933
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2025
in de zaak van
FLORAMOTION SALES B.V.te Westland,
eiseres,
advocaat: mr. F.M.L. Dekkers te Leiden,
tegen

1.PLP VASTGOED B.V.te Leiderdorp,

2. WATERINGSEVELD EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ B.V.te Westland,
gedaagden,
advocaten: mrs. P. Quist en N.S. van Tussenbroek te Naaldwijk.
Eiseres wordt hierna nader aangeduid als ‘Floramotion’. Gedaagden worden hierna ieder afzonderlijk nader aangeduid als ‘PLP’ en ‘WE’ en gezamenlijk als ‘PLP c.s.’

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 september 2025 met producties 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 4;
- de op 16 oktober 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen hun standpunt hebben toegelicht aan de hand van een pleitnota.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.2. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Floramotion huurt van PLP het bedrijfspand aan het adres [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [kadastraal kenmerk] (hierna: het pand). WE is 100% aandeelhouder van PLP.
2.2.
De heer [naam 1] , directeur/aandeelhouder van Floramotion (hierna: [naam 1] ) en [naam 2] , directeur/aandeelhouder van PLP en WE (hierna: [naam 2] ) hebben in het voorjaar van 2025 gesproken over de aankoop van het pand door Floramotion. Op 2 april 2025 heeft [naam 1] het volgende Whatsapp bericht gestuurd aan [naam 2] :

Goedemiddag [naam 2] ,
Vraag inzake eventuele aankoop huidige pand door overname PLP BV:
wat is de actuele fiscale waarde van het pand in deze BV?
[naam 2] heeft op 3 april 2025 geantwoord dat de fiscale waarde € 3.500.000 bedroeg omdat zoveel mogelijk was afgeschreven.
2.3.
Op 20 mei 2025 heeft [naam 1] het volgende Whatsapp bericht gestuurd aan [naam 2] :

Hoi [naam 2] , zit nu tot 13.00 uur in gesprek met een fiscaal en een financierings-
specialist. Werk aan een plan waarbij het uitgangspunt is dat het pand wordt
aangekocht voor 10 mln als prijs. Maar fiscalist is erbij om dit ook te herrekenen naar aankoop van alle aandelen in PLP. Ik kom graag eind van de vanmiddag
daarna eea even bespreken bij jou. Gr [naam 1]
2.4.
Bij Whatsapp bericht van 21 mei 2025 stuurde [naam 2] een reminder aan [naam 1] :

Waar blijf [sic] je reactie [naam 2]
2.5.
Op 23 mei 2025 om 16:12 uur stuurde [naam 1] een e-mail aan [naam 3] , eveneens directeur/aandeelhouder van PLP en WE. In deze e-mail is onder meer het volgende opgenomen:

Wij willen het pand zoals we dit nu huren, inclusief het verhuurde deel GRAAG van PLP kopen. Dit op basis van het uitgangspunt dat de koopsom maximaal 10 miljoen euro KK bedraagt. Bedoeling is dat deze aankoop zeker ook nog in 2025 volledig is/wordt afgerond.
(…)
Vanuit de bancaire gesprekken blijkt dat de bancaire partijen, als PLP BV echt alleen dit vastgoed betreft, óók bereid lijken te zijn om de aankoop via het overnemen van alle aandelen in PLP BV te faciliteren. In overleg met een fiscalist (…) is er daarvoor woensdag met spoed een grove berekening gemaakt van de koopsom van de aandelen PLP t.o.v. het betalen van de koopsom van 10 mln op het pand met hetzelfde netto rendement voor verkopers.
2.6.
Op 23 mei 2025 om 19:54 uur stuurde [naam 3] de volgende e-mail aan [naam 1] met onder meer [naam 2] in de cc:

Heb net [naam 2] gesproken en wij gaan akkoord met het bedrag van 10.000.000.En het overdragen van de aandelen. In Plp zit alleen dit pand. Dus dat moet geen probleem zijn.
Wij wachten af tot er zekerheid is.
2.7.
Op 24 mei 2025 om 8.34 uur stuurde [naam 2] het volgende Whatsapp bericht aan [naam 1] :

(…) Gefeliciteerd met aankoop pand bedankt [naam 2]
2.8.
Op 5 augustus 2025 hebben partijen verder gesproken over de transactie. Partijen hebben tijdens deze bespreking onder meer overeenstemming bereikt over een aanbetaling van € 400.000. Tevens is Floramotion ermee akkoord gegaan dat de huurder van een deel van het pand haar tot 31 december 2028 lopende huurovereenkomst per 1 januari 2027 kan beëindigen teneinde dan te verhuizen naar een ander pand van PLP c.s. [naam 2] heeft tijdens deze bespreking herhaaldelijk gezegd dat [naam 1] de aandelen heeft gekocht voor 10 miljoen euro kosten koper. Op verzoek van [naam 1] heeft [naam 2] ermee ingestemd dat van de kant van Floramotion contact zou worden opgenomen met de accountant van PLP c.s., [naam 4] .
2.9.
Naar aanleiding van de bespreking op 5 augustus 2025 stuurde [naam 3] een e-mail aan [naam 1] waarin onder meer het volgende is vermeld:

N.a.v. de bespreking vandaag bevestig ik voor de goede orde het navolgende:
We hebben overeenstemming over het feit dat 100% van de aandelen van de vennootschap PLP met daarin het pand door jullie voor de koopsom van 10.000.000 kk wordt gekocht.
We horen graag de verdere stappen.”
2.10.
Op 5 augustus 2025, na het onder 2.8. genoemde overleg heeft [naam 1] contact opgenomen met de accountant van PLP c.s. Op 7 augustus 2025 stuurde [naam 2] het volgende Whatsapp bericht aan [naam 1] :

Beste [naam 1] ik had van avondt [naam 4] aan de bel die begreep dat jij nog korting wilde hebben maar dat is niet van toepassing voor 1 euro minder gaat het niet door laat morgen weten wat je wil heel duidelijk 10 000 000 euro kosten koper voor de gehele bv alle aandelen P I P en een aan betaling van minimaal 400 000 euro op rekening P I P als aan betaling [naam 2]
2.11.
[naam 1] heeft vervolgens op 8 augustus 2025 een e-mail gestuurd aan [naam 2] met onder meer [naam 3] in de cc. In deze e-mail is onder meer het volgende vermeld:

Wij hebben op 23-5-2025 een deal met elkaar gesloten dewelke vervolgens zowel door [naam 3] (per mail) en door jou per sms voor akkoord is bevestigd.
Inzake deze deal, waarvan de mailwisseling en jullie akkoord ook onderstaand is terug te vinden, staan de gemaakte afspraken vast. DEZE AFSPRAAK KOMEN WIJ VOLLEDIG NA.
Met [naam 4] heb ik woensdag telefonisch gesproken over het verschil tussen kopen pand of het kopen van de aandelen PLP en welke partij dan met de belastingdienst afrekent over de winst. Ik heb met [naam 4] absoluut niet gesproken over het verkrijgen van een korting. Dit omdat hij hierin geen partij is en ook omdat er tussen ons een deal is gesloten.
WIJ HEBBEN EEN DEAL MET ELKAAR GESLOTEN OM HET PAND TE KOPEN VAN PLP VOOR € 10.000.000,- KK. Deze mail in onderstaand bijgevoegd.
Bij deze afwikkeling waarbij he pand kopen voor 10 mln. euro KK zullen de aandeelhouders in PLP fiscaal af moeten rekenen over de meerprijs t.o.v. de boekwaarde van het pand.
Dit is dus anders dan jij afgelopen dinsdag vertelde. Afgelopen dinsdag gaf je zoon (…) tijdens ons overleg ook al aan dat hij van mening was dat hetgeen jij zei, niet klopt!!
[naam 4] bevestigde mij dat bij aankoop van het pand voor 10 mln. euro, de
aandeelhouders van PLP hierbij dan over de behaalde winst VPB (ca 1.6 mln euro) moeten betalen.
In dezelfde mail staat benoemd dat wij, indien de bancaire financier dit aanvaardt, het pand in eigendom willen verkrijgen door het kopen van alle aandelen in PLP Vastgoed.
In dat geval nemen wij als koper de fiscale latentie over en betalen de huidige aandeelhouders van PLP hierover geen belasting. In die situatie klopt dus hetgeen jij dinsdag vertelde.
[naam 4] bevestigde dat de fiscale latentie, op basis boekwaarde 3,5 mln voor het pand in de boeken PLP, dan ca € 1.6 mln. Is die door de koper wordt “overgenomen”.
Zoals dinsdag besproken zouden we dit berekenen overlaten aan onze fiscalist van AAFF en [naam 4] namens//voor familie [achternaam] .
Uitgangspunt daarbij is, uiteraard, dat dit voor familie [achternaam] netto tenminste hetzelfde netto resultaat oplevert.
2.12.
Hierna hebben partijen hun advocaten ingeschakeld.

3.Het geschil

3.1.
Floramotion vordert, zakelijk weergegeven en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Primair, de veroordeling van WE om, op straffe van verbeurte van een dwangsom, uiterlijk 2 januari 2026 medewerking te verlenen aan de juridische levering van alle aandelen in PLP tegen een koopsom van € 10.000.000 te verminderen met de latente belastingclaim in verband met de stille reserve (vooralsnog begroot op € 1.500.000) en overigens tegen de onder randnummer 23 van de dagvaarding bepaalde condities;
II.
Subsidiair,de veroordeling van PLP om, op straffe van verbeurte van een dwangsom, uiterlijk 31 december 2025 medewerking te verlenen aan de juridische levering van het pand [adres] te [plaats] , tegen een koopsom van € 10.000.000 en overigens tegen de onder randnummer 23 van deze dagvaarding bepaalde condities;
III. de veroordeling van PLP c.s. in de proceskosten.
3.2.
Floramotion legt primair aan haar vorderingen ten grondslag dat tussen partijen overeenstemming is bereikt over de aankoop door Floramotion van de aandelen in PLP tegen een nog vast te leggen koopsom waarbij rekening wordt gehouden met de fiscale belastinglatentie in PLP die na verkoop van de aandelen aan Floramotion voor haar rekening komt. Subsidiair stelt Floramotion dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de aankoop van het pand voor een koopsom van € 10.000.000. Zij vordert van PLP c.s. nakoming van de gemaakte afspraak. Omdat partijen hebben afgesproken dat het pand rond de jaarwisseling zou worden overgedragen heeft Floramotion een spoedeisend belang bij haar vordering.
3.3.
PLP c.s. voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of er een spoedeisend belang bestaat bij de in kort geding gevraagde voorzieningen. Dat is het geval. Floramotion heeft gesteld dat tussen partijen is afgesproken dat de levering van het pand rond de jaarwisseling zou plaatsvinden omdat op 1 januari 2026 het nieuwe fiscale jaar start. PLP c.s. heeft voor wat betreft het tijdstip van de transactie geen verweer gevoerd, zodat dit tussen partijen vastligt.
4.2.
Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in kort geding moet beoordelen of de vorderingen in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening(en) gerechtvaardigd is.
Dit betekent dat voor toewijzing van de in deze procedure gevorderde (primaire dan wel subsidiaire wijze van) nakoming dus alleen plaats is als met een grote mate van waarschijnlijkheid valt aan te nemen dat de bodemrechter zal oordelen dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen.
Is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen?
4.3.
Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding daarvan. Of daarvan sprake is, en zo ja, wat de inhoud van die overeenkomst is, hangt af van wat die partijen tegenover elkaar hebben verklaard en de betekenis die zij in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (artikelen 3:33 en 3:35 van het Burgerlijk Wetboek).
4.4.
[naam 1] en [naam 2] hebben met elkaar in de eerste maanden van 2025 gesproken over de aankoop van het pand door Floramotion. Al in april 2025 heeft [naam 1] [naam 2] bericht dat overname van het pand middels de aankoop van de aandelen PLP een optie was. Daarbij heeft [naam 1] gevraagd naar de fiscale waarde, zodat voor [naam 2] duidelijk kon zijn dat dit voor [naam 1] een aspect was dat een rol speelde bij de aankoop van het pand middels de koop van de aandelen. In mei 2025 is dit bevestigd doordat [naam 1] op 20 mei 2025 via Whatsapp aan [naam 2] heeft bericht dat voor de aankoop van de aandelen een herrekening van de koopprijs moest plaatsvinden: “
Werk aan een plan waarbij het uitgangspunt is dat het pand wordt aangekocht voor 10 mln als prijs. Maar fiscalist is erbij om dit ook te herrekenen naar aankoop van alle aandelen in PLP.” Dat [naam 2] kennis heeft genomen van dit bericht blijkt uit de omstandigheid dat [naam 1] in hetzelfde Whatsapp bericht heeft geschreven dat hij einde dag contact zal opnemen met [naam 2] en dat [naam 2] hem de volgende dag een reminder heeft gestuurd.
4.5.
In de e-mail van 23 mei 2025 heeft [naam 1] vervolgens geschreven dat Floramotion het pand wil kopen voor € 10.000.000 kk. In de e-mail is vervolgens de optie beschreven van de aankoop van de aandelen, maar daarbij is duidelijk, in niet mis te verstane bewoordingen, vermeld dat de koopprijs moet worden aangepast als Floramotion de aandelen in PLP koopt: “
In overleg met een fiscalist (…) is er daarvoor woensdag met spoed een grove berekening gemaakt van de koopsom van de aandelen PLP t.o.v. het betalen van de koopsom van 10 mln op het pand met hetzelfde netto rendement voor verkopers.” Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan in deze e-mail niet worden gelezen dat Floramotion de aandelen in PLP wil overnemen voor een koopsom van € 10.000.000 kk. Het door [naam 1] genoemde bedrag van € 10.000.000 kk betreft alleen de aankoop van het pand zelf. Bij aankoop van de aandelen wilde Floramotion dit bedrag aanpassen.
4.6.
Vervolgens heeft [naam 3] na overleg met zijn vader, [naam 2] , geschreven dat de koopprijs van € 10.000.000 akkoord is en heeft [naam 2] in een Whatsapp bericht van 24 mei 2025 [naam 1] gefeliciteerd met de aankoop van het pand. Nu het e-mail bericht van 23 mei 2025 niet anders kan worden uitgelegd dan dat het aanbod van [naam 1] inzake de koopprijs van € 10.000.000 alleen het pand betrof en niet de aandelen – zie hetgeen de voorzieningenrechter op dit punt onder 4.5. heeft overwogen – mocht [naam 1] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [naam 3] en [naam 2] akkoord waren met een koopsom van € 10.000.000 voor het pand, zoals [naam 2] in zijn Whatsapp bericht ook heeft bevestigd. Gelet hierop komt aan PLP c.s. geen beroep toe op het ontbreken van een met de verklaringen van [naam 3] en [naam 2] overeenstemmende wil op dat punt.
4.7.
De omstandigheid dat [naam 3] in zijn e-mail van 23 mei 2025, nadat hij heeft geschreven akkoord te zijn met een koopsom van 10.000.000 kk heeft geschreven: “
En het overdragen van de aandelen”, doet hier niet aan af. PLP c.s. heeft met klem betoogd dat de bedoeling van de e-mail was te bevestigen dat PLP c.s. akkoord was met de levering van de aandelen aan Floramotion voor € 10.000.000. Dit kan mogelijk de bedoeling zijn geweest van PLP c.s. maar Floramotion heeft dit antwoord anders begrepen, namelijk dat PLP c.s. akkoord was met de koopsom van € 10.000.000 voor het pand en ook akkoord was met een eventuele overdracht van de aandelen. Gelet op hetgeen de voorzieningenrechter onder 4.4. tot en met 4.6. heeft overwogen mocht Floramotion ook gerechtvaardigd erop vertrouwen dat dit de bedoeling was van PLP c.s.
4.8.
Een en ander betekent dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat op 23 mei 2025 tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, inhoudende dat Floramotion het pand koopt voor een bedrag van € 10.000.000 en dat de koop kán plaatsvinden via de koop van de aandelen in PLP.
4.9.
Floramotion vordert primair de levering van de aandelen in PLP tegen een koopsom van € 10.000.000 te verminderen met de latente belastingclaim in verband met de stille reserve (vooralsnog begroot op € 1.500.000). Partijen hebben in de processtukken en ook tijdens de mondelinge behandeling uitgebreid gedebatteerd over de fiscale gevolgen van een aankoop door Floramotion van het pand in de vorm van een activatransactie versus aankoop door Floramotion in de vorm van een aandelentransactie (door aankoop van de aandelen in PLP). Floramotion stelt dat PLP in geval zij (alleen) het pand aan Floramotion verkoopt vennootschapsbelasting van 25,8% moet betalen over de boekwinst van € 6.500.000 (zijnde het verschil tussen de koopprijs van € 10.000.000 en de boekwaarde van € 3.500.000) die zij bij de verkoop maakt en dat Floramotion deze – latente – belastingclaim van PLP overneemt als zij de aandelen koopt. De (latente) belastingclaim moet daarom worden verdisconteerd door een vermindering van de koopprijs voor alleen het pand (activatransactie), waarbij de verkoper volgens Floramotion wel enig voordeel zal mogen hebben. PLP c.s. bestrijdt dat de verkoop van het pand of de aandelen verschillende fiscale gevolgen zal hebben en voor zover dat al het geval is, zal dat zeker niet de contante waarde zijn van 25,8% over de boekwinst.
Aldus is tussen partijen niet duidelijk met welk bedrag de koopsom moet worden aangepast ingeval Floramotion de aandelen in PLP overneemt.
4.10.
Floramotion heeft nog wel betoogd dat partijen zijn overeengekomen op welke wijze de aanpassing van de koopprijs zou worden vastgesteld, namelijk door een gesprek tussen haar fiscalist en de accountant van PLP c.s. In de e-mail van 23 mei 2025 van [naam 1] is hierover echter niets opgenomen en voor zover Floramotion stelt dat partijen dit op 5 augustus 2025 zijn overeengekomen, volgt de voorzieningenrechter haar hierin niet. Niet in geschil is dat [naam 2] op 5 augustus 2025 heeft gezegd dat Floramotion € 10.000.000 voor de aandelen zou betalen, hetgeen [naam 3] diezelfde dag heeft bevestigd per e-mail. Ook heeft [naam 2] meteen, nadat zijn accountant contact met hem had opgenomen, aan [naam 1] gemeld dat de koopsom van € 10.000.000 voor de aandelen was. Hieruit blijkt niet dat partijen zijn overeengekomen hoe de koopsom bij een aandelentransactie zou worden vastgesteld. Maar zelfs als partijen met elkaar zouden hebben afgesproken dat hun adviseurs contact zouden hebben over de aanpassing van de koopsom, dan betekent dat nog niet, mede gelet op de variabelen die mogelijk zijn, dat deze beide professionals samen de koopprijs hebben vastgelegd of konden vastleggen voor partijen.
4.11.
De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat partijen geen koopsom zijn overeengekomen voor de aandelen en evenmin zijn overeengekomen op welke wijze de koopsom daarvoor moet worden bepaald. Ook kan, gelet op de variabelen, deze koopsom niet gemakkelijk worden vastgesteld, en al helemaal niet in kort geding.
Dit een en ander maakt dat niet vaststaat dat de bodemrechter met een hoge mate van waarschijnlijkheid het standpunt van Floramotion op dit punt zal volgen zodat de primaire vordering van Floramotion tot levering van de aandelen in PLP hier niet toewijsbaar is.
4.12.
Dan resteert de vraag of de voorzieningenrechter de subsidiaire vordering kan toewijzen. De voorzieningenrechter is van oordeel, zoals zij onder 4.8. heeft overwogen, dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de verkoop van het pand voor een bedrag van € 10.000.000, althans dat Floramotion de antwoorden/verklaringen van PLP c.s. mocht opvatten als een akkoord van PLP met de aankoop van het pand voor een bedrag van € 10.000.000. De omstandigheid dat partijen ook hebben gesproken over de levering van de aandelen en hierover geen afspraken hebben kunnen maken, doet aan deze bereikte overeenstemming niet af.
4.13.
PLP c.s. heeft niet gesteld, noch is anderszins gebleken dat, anders dan ten aanzien van het object van de transactie, er andere omstandigheden zijn die aan levering van het pand aan Floramotion op de gevorderde datum in de weg staan. Floramotion heeft gevorderd dat het pand wordt overgedragen tegen de onder randnummer 23 van de dagvaarding genoemde condities. Bedoeld zal zijn de condities genoemd onder randnummer 25. Op dit punt heeft PLP c.s. geen verweer gevoerd en ook overigens is de voorzieningenrechter niet gebleken van omstandigheden die aan toewijzing van de vordering van Floramotion op deze condities in de weg zouden staan.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voldoende aannemelijk is geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat tussen partijen een overeenkomst met betrekking tot de koop van het pand tot stand is gekomen, zodat de gevorderde medewerking
aan de levering daarvan in kort geding voor toewijzing vatbaar is.
De subsidiaire vordering zal daarom worden toegewezen, zoals bepaald in de beslissing.
Dwangsom
4.15.
Omdat Floramotion een spoedeisend belang heeft bij levering van het pand, zullen als stimulans voor nakoming een dwangsom van € 100.000 en een aanvullende dwangsom van € 10.000 worden verbonden aan de verplichting tot medewerking van PLP, welke aanvullende dwangsom zal worden gemaximeerd tot het in de beslissing genoemde bedrag.
Proceskosten
4.16.
Omdat PLP in haar verhouding tot Floramotion in het ongelijk wordt gesteld, wordt zij veroordeeld de helft van de proceskosten (inclusief nakosten) van Floramotion betalen. Deze worden begroot op:
- dagvaarding € 151,61
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 2.150, 61: 2= € 1.075,31
4.17.
Verder geldt dat omdat Floramotion jegens WE in het ongelijk is gesteld, zij wordt veroordeeld de helft van de proceskosten (inclusief nakosten) van WE te betalen. Deze worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten
€ 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.999,00: 2= € 999,50
4.18.
De door WE gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt PLP om uiterlijk 31 december 2025 medewerking te verlenen aan de juridische levering van het pand [adres] te [plaats] , kadastraal bekend [kadastraal kenmerk] , tegen een koopsom van € 10.000.000 en overigens tegen de onder randnummer 25 van de dagvaarding bepaalde condities, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100.000 bij niet voldoening aan dit gebod, alsmede te vermeerderen met een aanvullende dwangsom van € 10.000 voor elke dag dat PLP vanaf 31 december 2025 in verzuim blijft om aan de veroordeling te voldoen, zulks tot een maximum van € 500.000;
5.2.
veroordeelt PLP in de helft van de proceskosten van Floramotion, zijnde een bedrag van € 1.075,31, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als niet tijdig aan deze veroordeling wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet PLP € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt Floramotion in de helft van de proceskosten van WE, zijnde een bedrag van € 999,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als niet tijdig aan deze veroordeling wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Floramotion € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.4.
veroordeelt Floramotion in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de door haar te betalen proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2025.
SH