ECLI:NL:RBDHA:2025:20501

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
NL25.25392 NL25.32185 en NL25.32182H
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvragen van een Koerdisch gezin uit Turkije met vrees voor eerwraak en uithuwelijking

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 oktober 2025, worden de asielaanvragen van een Koerdisch gezin uit Turkije behandeld. De eisers, bestaande uit een moeder en haar drie kinderen, hebben asiel aangevraagd in Nederland na te zijn gevlucht voor de dreiging van eerwraak en een gearrangeerd huwelijk voor de oudste dochter. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van hun asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie een motiveringsgebrek vertoont. De rechtbank stelt vast dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd waarom van de eisers kan worden verwacht dat zij zich zonder vrees voor vervolging in andere delen van Turkije kunnen vestigen. De rechtbank wijst op de specifieke omstandigheden van de eisers, waaronder hun Koerdische achtergrond en de sociale en economische kwetsbaarheid van de moeder, die nooit zelfstandig heeft gewerkt en afhankelijk is van haar schoonfamilie. De rechtbank vernietigt de besluiten van de minister en draagt deze op om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij de minister rekening moet houden met de individuele omstandigheden van de eisers en de relevante landeninformatie. De rechtbank veroordeelt de minister tevens in de proceskosten van de eisers, vastgesteld op € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht

zaaknummers: NL25.25392, NL25.32185 en NL25.32182 rectificatie

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2025 in de zaken tussen

[eiseres 1], v-nummer: [nummer 1], eiseres

[eiseres 2],v-nummer: [nummer 2],
[eiseres 3],v-nummer: [nummer 3],
[eiseres 4], v-nummer: [nummer 4],
samen: eisers
(gemachtigde: mr. I. Vreeken),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. G.J. Douma).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. [1] Eisers zijn het daar niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvragen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de besluiten een motiveringsgebrek bevatten. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank namelijk onvoldoende gemotiveerd waarom van eisers, gelet op hun individuele omstandigheden, redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zich elders in Turkije kunnen vestigen zonder vrees voor vervolging en een reëel risico op ernstige schade. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben op 3 september 2022 asielaanvragen ingediend. De minister heeft met de bestreden besluiten van 26 juni 2025 deze aanvragen afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eisers hebben beroepen ingesteld tegen de bestreden besluiten.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 11 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eisers vormen samen een gezin. Eiseres is moeder van de drie andere eisers. Eisers hebben allen de Turkse nationaliteit, zijn geboren in Turkije, behoren tot de Koerdische bevolkingsgroep, en woonden tot hun vertrek in het dorp Kurugol. Eiseres is op 18-jarige leeftijd uitgehuwelijkt aan haar neef van vaderskant. Zij is gescheiden en woonde met haar drie kinderen bij haar schoonfamilie. Op 3 september 2022 is zij samen met haar kinderen via Istanbul met het vliegtuig naar Nederland gevlucht. De aanleiding voor hun vertrek was dat de oudste dochter door de ex-schoonvader van eiseres zou worden uitgehuwelijkt aan een oudere man. Bij terugkeer vrezen zij slachtoffer te worden van eergerelateerd geweld, omdat het weigeren van het gearrangeerde huwelijk als een grote schande voor de familie wordt gezien. Daarnaast vrezen eisers voor discriminatie vanwege hun Koerdische etniciteit. Zij ervaren uitsluiting van de Turkse bevolking en de Turkse overheid biedt geen bescherming aan Koerden.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eisers bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Het ontlopen van de uithuwelijking van de oudste dochter;
Discriminatie vanwege hun Koerdische etniciteit.
4.1.
De minister vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig.
Het ontlopen van de uithuwelijking van de oudste dochter van eiseres en ook de discriminatie vanwege de Koerdische etniciteit van eisers vindt de minister eveneens geloofwaardig. De minister stelt zich echter op het standpunt dat beide asielmotieven niet van een zodanige aard en ernst zijn dat sprake is van vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade. De minister erkent dat er in de woonomgeving van eiseres vrees voor een reëel risico op eerwraak bestaat. De minister acht echter een vestigingsalternatief elders (aan de andere kant van het herkomstgebied) in Turkije aanwezig, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de schoonfamilie over een netwerk beschikt dat zich over heel Turkije uitstrekt, of dat zij nog actief naar hen op zoek zijn. Daarbij weegt de minister mee dat de gebeurtenissen enige tijd geleden hebben plaatsgevonden. Mede gelet op de sociaaleconomische positie van eiseres en de aanwezigheid van omvangrijke Koerdische gemeenschappen in andere delen van Turkije, kan van eiseres en haar kinderen worden verwacht dat zij zich elders vestigen. De minister neemt aan dat eisers elders in Turkije geen reëel risico lopen op ernstige schade. Daarnaast stelt de minister dat eiseres, ondanks dat zij laaggeschoold is en nooit buitenshuis heeft gewerkt, met haar werkervaring als notenplukker op de eigen akkers wel de capaciteiten bezit om zich met haar kinderen maatschappelijk te handhaven.
Heeft de minister voldoende gemotiveerd dat voor eisers een vestigingsalternatief in Turkije bestaat zonder vrees voor vervolging en een reëel risico op ernstige schade?
5. Eisers betogen dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Zij voeren aan dat de minister ten onrechte heeft aangenomen dat er voor hen een vestigingsalternatief elders in Turkije bestaat. Eerwraak verjaart niet en de (schoon)familie beschikt over een breed netwerk dat zich over meerdere steden in Turkije uitstrekt, waaronder Halfeti, Gaziantep, Mersin, Adana Ceyhan, Ankara, Yozgat, Antalya, Şırnak, Bursa, Kocaeli, Maraş en Istanbul. Ook wonen de ex-echtgenoot van eiseres en de man aan wie de oudste dochter was uitgehuwelijkt in Turkije. Ter onderbouwing hiervan hebben eisers lijsten overgelegd met namen en woonplaatsen van vrienden en familieleden in Turkije. Daardoor is volgens hen geen veilig vestigingsalternatief aanwezig. Bovendien betreft het een neef-nichthuwelijk, waardoor ook van de eigen familie dreiging uitgaat. Eisers wijzen er verder op dat familieleden bij de zus van de moeder naar haar zijn komen informeren, wat bevestigt dat zij nog steeds worden gezocht. Deze verklaringen en de verklaring van de zus van eiseres zijn volgens hen onvoldoende in het besluit betrokken. [2] Daarnaast verwijzen eisers naar recente bronnen, waaronder het Algemeen Ambtsbericht Turkije van februari 2025 (ambtsbericht), het rapport van Department of Foreign Affairs and Trade (DFAT) van 16 mei 2025 en een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 14 juli 2025. Daaruit blijkt dat het bestaan van een vestigingsalternatief sterk afhankelijk is van de persoonlijke omstandigheden, dat slachtoffers van eergerelateerd geweld vaak ook na jaren worden opgespoord, dat sociale media het opsporen vergemakkelijken en dat Turkse autoriteiten onvoldoende bescherming bieden tegen eerwraak en gendergerelateerd geweld. De minister heeft deze informatie ten onrechte niet bij de besluitvorming betrokken, terwijl het ambtsbericht al beschikbaar was ten tijde van het bestreden besluit. Eisers voeren verder aan dat de sociaaleconomische positie van de moeder onjuist is beoordeeld. Zij heeft slechts vijf jaar basisonderwijs gevolgd, nooit vervolgonderwijs gehad en uitsluitend op de akkers van haar schoonfamilie gewerkt. Zij is nooit economisch of sociaal zelfstandig geweest en heeft geen inkomen of vermogen. Om de vlucht te bekostigen heeft zij haar goud verkocht. Onder die omstandigheden kan van haar niet worden verwacht dat zij zich als alleenstaande vrouw met haar kinderen elders in Turkije staande houdt. Ook ten aanzien van de meerderjarige kinderen is onvoldoende gemotiveerd dat zij zich zelfstandig zouden kunnen handhaven. Zij hebben slechts beperkt onderwijs genoten, geen substantiële werkervaring opgedaan en hebben pas in Nederland de meerderjarige leeftijd bereikt.
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] volgt dat op grond van artikel 3.37d, eerste lid, van het Vreemdelingenvoorschrift 2000 en paragraaf C2/3.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 een vestigingsalternatief kan worden tegengeworpen als een vreemdeling in een deel van zijn land van herkomst geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico op ernstige schade loopt (voorwaarde 1), hij op een veilige en wettige manier kan reizen naar en toegang kan verkrijgen tot dat deel van het land (voorwaarde 2), en redelijkerwijs van hem kan worden verwacht dat hij zich er vestigt (voorwaarde 3). Bij de beoordeling of een deel van het land van herkomst aan die voorwaarden voldoet, moet rekening worden gehouden met de algemene omstandigheden in dat deel, en de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling. Als de minister aannemelijk heeft gemaakt dat aan de voorwaarden is voldaan, is het aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat het vestigingsalternatief in zijn geval niet aanwezig is en dat van hem niet kan worden verlangd dat hij zich elders in het land vestigt.
5.2.
De beroepsgrond slaagt. Tussen partijen is niet in geschil dat aan de tweede voorwaarde is voldaan: de reis naar en toegang tot andere delen van Turkije is in beginsel mogelijk, en er zijn geen aanwijzingen dat eisers door de Turkse autoriteiten worden belemmerd.
5.3.
De minister heeft onvoldoende gemotiveerd dat ook aan de voorwaarden 1 en 3 is voldaan. Uit het ambtsbericht blijkt dat geen eenduidig antwoord kan worden gegeven op de vraag of vrouwen zich elders in Turkije kunnen vestigen om zich aan gender-gerelateerd geweld te onttrekken, omdat dit sterk situatie-afhankelijk is. [4] De rechtbank stelt vast dat dit ambtsbericht reeds beschikbaar was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, maar dat de minister de informatie onvoldoende (kenbaar) in de beoordeling heeft betrokken. De minister heeft ook niet kenbaar in het besluit meegewogen dat eiseres geen scholing heeft gehad, uitsluitend binnen de beschermde kring van haar schoonfamilie heeft gewerkt en nooit economisch zelfstandig is geweest. [5] De werkzaamheden die zij verrichtte — het plukken van noten op de familieplantage — vonden juist plaats binnen de omgeving waarvan zij nu bescherming zoekt. De minister heeft onvoldoende gemotiveerd overwogen dat de sociaaleconomische positie van eiseres geen belemmering vormt, omdat zij in het verleden heeft gewerkt en haar kinderen zouden kunnen studeren of werken. Daarmee is de minister echter niet ingegaan op de verklaringen van eiseres dat zij nooit buitenshuis heeft gewerkt, niet geschoold is en volledig afhankelijk was van haar schoonfamilie. De minister heeft daarnaast verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht Turkije van augustus 2023, waarin wordt gesproken over vrouwen die door hun familie zijn verstoten. [6] De rechtbank volgt eisers in hun betoog dat verstoting niet gelijk is aan eerwraak. Verstoting veronderstelt dat familieleden geen contact meer wensen, terwijl eerwraak juist een actieve zoektocht en wraakhandeling impliceert. De minister heeft in dit verband ten onrechte geen onderscheid gemaakt. Ook ten aanzien van de kinderen heeft de minister onvoldoende gemotiveerd in hoeverre zij, gelet op hun beperkte opleiding, gebrek aan werkervaring en afhankelijkheid van hun moeder, in staat zouden zijn zich zelfstandig in Turkije te handhaven.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bestreden besluiten een motiveringsgebrek bevatten. Om deze reden zijn de beroepen gegrond. Dit betekent dat de rechtbank de besluiten vernietigt en de minister nieuwe besluiten moeten nemen waarin hij motiveert of eisers, gelet op hun individuele omstandigheden, zich elders in Turkije kunnen vestigen zonder vrees voor vervolging en een reëel risico op ernstige schade en dit ook redelijkerwijs van hen kan worden verwacht, met inachtneming van dat wat de rechtbank hiervoor onder 5.3 heeft overwogen. Daarbij moet de minister ook de landeninformatie betrekken waarop eisers hebben gewezen.
5.5.
Omdat de minister opnieuw op de asielaanvragen moet beslissen, waarin hij opnieuw ingaat op de voorwaarden 1 en 3 (zie onder 5.3) en de conclusie van de minister daarover van belang is voor de rest van het besluit, komt de rechtbank niet meer toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn gegrond. Dit betekent dat de bestreden besluiten worden vernietigd. De minister dient nieuwe besluiten nemen met inachtneming van wat de rechtbank onder 5.3 heeft overwogen. De rechtbank geeft de minister hiervoor een termijn van acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
7. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank de minister in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van de beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart de beroepen gegrond;
 vernietigt de bestreden besluiten van 26 juni 2025;
 draagt de minister op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de asielaanvragen te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
 veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Habibi, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Zie de verklaring van de zus van eiseres van 15 juli 2025 en de nüfuskaart waaruit de familierechtelijke betrekkingen tussen eiseres en haar zus blijkt.
3.Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 3 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1744, 25 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1416, 9 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:42 en 24 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2044.
4.Zie pagina 79 van het ambtsbericht.
5.Zie pagina 6 van het verslag gehoor aanmeldfase en pagina 13 van het verslag nader gehoor.
6.Zie pagina 5 en 6 van het voornemen.