Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 24;
- het tussenvonnis van 15 mei 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald op
- de mondelinge behandeling van 13 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.Waar gaat het om
3.De feiten
“[…] per perceel voorzien in het preventief en correctief onderhoud van de gemeentelijke eigendommen op de deelgebieden Elektrisch (E), Werktuigbouwkundig (W) en Bouwkundig (B). De kerngedachte bij uitvoer is dat de functionaliteit en beschikbaarheid van de gebouwen en de installaties centraal staan en een totale ontzorging van de Opdrachtgever op het onderhoud van de gemeentelijke eigendommen tot stand komt.”
“2.3 Omschrijving van de Opdracht”wordt (onder andere) aangetekend:
“2.4 Omvang Opdracht”staat vermeld:
“welke plicht er is op het gebied van onderhoud waar jullie verantwoordelijk voor zijn […] Ik hoop dat jullie hierdoor geen zaken over het hoofd hebben gezien bij het uitvoeren van het onderhoud […]”. Een voorbeeld uit dit boekje op het gebied van dakveiligheid heeft de gemeente bijgesloten.
Vanaf de brief dd 24-03-2021 zijn er juist hele grote stappen van verbetering geweest. Dat de dienstverlening voor nu nog niet is waar het zou moeten zijn klopt, maar de grote stappen zijn gezet en de laatste fase wordt voor 01-05-21 met de samenvatting afgerond.”
“[…] de druppel die de emmer doet overlopen”, zo laat de gemeente weten.
De gemeente heeft dan ook besloten om toch een tegenvoorstel te doen en is daarvoor nagegaan wat [eiseres] BV conform het contract - naar haar oordeel - heeft uitgevoerd. De stukken en informatie die, door u namens [eiseres] BV, zijn verstrekt heeft de gemeente bestudeerd, beoordeeld en vergeleken met haar eigen administratie.
4.Het geschil
5.De beoordeling
de dienstverlening voor nu nog niet is waar het zou moeten zijn”. In zoverre is in de correspondentie van beide zijdes steun te vinden voor het standpunt van de gemeente. Daar komt bij dat partijen in de overeenkomst zijn overeengekomen dat de
aannemerdient aan te tonen dat hij zijn verplichtingen op grond van de overeenkomst is nagekomen. Deze afspraak is in lijn met de omstandigheid dat de aannemer de partij is die daartoe de relevante informatie heeft.
€ 7.456,61 voor 2022 + € 193.517,07 voor storingsfacturen + € 18.810,68 voor scope 8). De rechtbank is van oordeel dat de aannemer onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat de door hem verrichte werkzaamheden voor de gemeente in de gegeven omstandigheden een hogere waarde hadden. De aannemer heeft de berekening van de gemeente niet gemotiveerd weersproken en evenmin een eigen berekening gepresenteerd. De rechtbank gaat daarom uit van de berekening van de gemeente wat betreft de waarde van de wel door de aannemer verrichte werkzaamheden in 2020 en 2021.