2.2.De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van eiser deelgenomen. De procesvertegenwoordiger van verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.
Beoordeling door de rechtbank
3. Eiser heeft de Oekraïense nationaliteit. Hij komt volgens verweerder niet in aanmerking voor tijdelijke bescherming, omdat hij al vóór de peildatum van 27 november 2021 uit Oekraïne is vertrokken. Bovendien heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij voor het begin van de oorlog in Oekraïne een duurzame relatie had met zijn partner die wel tijdelijke bescherming heeft.
4. In het Uitvoeringsbesluitstaat dat aan bepaalde categorieën personen tijdelijke bescherming toekomt als gevolg van het gewapende conflict in Oekraïne. Welke categorieën personen in Nederland tijdelijke bescherming kunnen verkrijgen, is nader uitgewerkt in artikel 3.1a, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV). Verweerder heeft op 17 augustus 2022 in het VV een nieuwe bepaling, artikel 3.9a, opgenomen.Dit artikel luidt als volgt:
“1. Als vreemdelingen, bedoeld in artikel 3.1a, eerste lid, aanhef en onder e, van het Besluit, zijn aangewezen vreemdelingen die:
a. de Oekraïense nationaliteit hebben en die na 26 november 2021 Oekraïne zijn ontvlucht of die in de periode van 27 november 2021 tot en met 23 februari 2022 naar het grondgebied van de Europese Unie zijn gereisd;
b. de Oekraïense nationaliteit hebben en die kunnen aantonen dat zij in de periode vóór 27 november 2021 feitelijk al in Nederland verbleven; (…).
c. (…);
2.
Artikel 3.1a, eerste lid, aanhef en onder b tot en met d, van het Besluit, is van overeenkomstige toepassing op familieleden van vreemdelingen als bedoeld in het eerste lid”.
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder een te beperkte interpretatie van de Richtlijn hanteert waardoor hij ten onrechte wordt uitgesloten op basis van zijn vertrekdatum uit Oekraïne.
6. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser niet voor tijdelijke bescherming als bedoeld in de Richtlijn in aanmerking komt.
7. Anders dan eiser aanvoert, is er geen sprake van een te strikte interpretatie van de Richtlijn. Aan het stellen van voorwaarden om onder het bereik van regelgeving te kunnen vallen, is namelijk inherent dat er gevallen zijn die er buiten vallen. Eiser is op
30 oktober 2021 uit Oekraïne vertrokken. De peildatum in de Richtlijn is 24 februari 2022. Nederland gaat daar soepeler mee om en hanteert een ruimere toepassing met als voorwaarde dat iemand na 26 november 2021 Oekraïne is ontvlucht. Alhoewel de rechtbank begrijpt dat dit voor eiser ongunstig uitpakt, voldoet hij niet aan de voorwaarden voor tijdelijke bescherming omdat hij op 30 oktober 2021 en dus voor de peildatum uit Oekraïne is vertrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een duurzame relatie met referent voor het uitbreken van de oorlog in Oekraïne. Ook op die grond is de tijdelijke bescherming dus niet op eiser van toepassing. Niet in geschil is dat er geen bewijsstukken zijn overgelegd ter onderbouwing van een duurzame relatie destijds. Volgens eiser moet verweerder echter soepeler omgaan met gezinshereniging in oorlogssituaties en is te weinig waarde gehecht aan hun verklaringen. Anders dan eiser stelt, is de bewijslast voor het aannemelijk maken van een duurzame relatie niet te hoog, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van gezinshereniging. Verweerder heeft uitvoerig gemotiveerd waarom geen duurzame relatie tussen eiser en zijn huidige partner destijds wordt aangenomen. De enkele stelling dat de verklaringen van eiser en referent over de gestelde relatie voldoende zijn, treft geen doel. Van enige schending van artikel 8 van het EVRMis de rechtbank niet gebleken.