ECLI:NL:RBDHA:2025:20704
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door BVM voor Syrië
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie behandeld. Eiser heeft beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 29 september 2023. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder zitting.
De rechtbank constateert dat de termijn voor de beslissing op de aanvraag is verstreken. Eiser heeft de minister op 23 mei 2025 in gebreke gesteld en zijn beroep op 24 juni 2025 ingediend. Echter, op het moment van de ingebrekestelling was er een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) van kracht voor vreemdelingen uit Syrië, ingesteld door de minister op 11 december 2024. Dit betekende dat de minister niet kon beslissen op de aanvraag, waardoor de ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet voldoet aan de vereisten voor het indienen van een dergelijk beroep.
De rechtbank merkt op dat eiser de minister opnieuw in gebreke kan stellen, nu het BVM inmiddels is geëindigd. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van O.T. Smit, griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.