ECLI:NL:RBDHA:2025:20737

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
C/09/691894 / JE RK 25-1636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 28 oktober 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2019. De kinderrechter heeft eerder op 2 oktober 2025 de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 oktober 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor dezelfde duur verleend. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor dezelfde periode. Dit verzoek is gedaan in het licht van de problematiek van de moeder, die te maken heeft met verslaving en beperkte opvoedvaardigheden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder positieve stappen heeft gezet in haar herstel, maar dat er nog steeds een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige is. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 30 april 2026, met de mogelijkheid om de voortgang van de moeder te evalueren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook verzocht om een schriftelijke update van de gecertificeerde instelling voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/691894 / JE RK 25-1636
Datum uitspraak: 28 oktober 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. H. van der Heide-Boertien uit Den Haag.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[informante] ,
hierna te noemen: de tante (moederszijde),
[informant] ,
hierna te noemen: de neef (de zoon van de tante).

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 2 oktober 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 30 oktober 2025 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 30 oktober 2025, met aanhouding van het overige deel van het verzoek.
1.2.
De kinderrechter neemt de beschikking van 2 oktober 2025 en de hierin benoemde stukken mee in de beoordeling.
1.3.
Op 28 oktober 2025 heeft de zitting met gesloten deuren plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- [naam] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de tante;
  • de neef.

2.De feiten

2.1.
De kinderrechter verwijst voor een weergave van de feiten naar de beschikking van 2 oktober 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft het verzoek de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de resterende duur van een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor dezelfde duur. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Bij de moeder is/was sprake van problematiek op meerdere gebieden, beperkte opvoedvaardigheden en overmatig alcoholgebruik, waardoor zij niet kon aansluiten op [minderjarige] zijn behoeften. Vanwege onveiligheid vanuit de moeder en overbelasting bij haar, is [minderjarige] in april 2025 (opnieuw) bij de tante geplaatst. Het gaat goed met [minderjarige] bij de tante en de neef. Zij kunnen hem op dit moment de stabiliteit en structuur bieden die hij nodig heeft. Er wordt echter ook gezien dat de moeder in de afgelopen periode positieve stappen heeft gezet. Zij heeft in juli 2025 een laatste terugval gehad in haar alcoholgebruik en zet zich op dit moment actief in voor haar herstel. De moeder volgt behandeling bij GGZ [regio] , heeft een klinische opname van twee weken gehad, en zal ambulante behandeling en een coach krijgen. Er is hiernaast een goede samenwerking tussen de gecertificeerde instelling en de moeder. In de komende periode zal de positieve ontwikkeling van de moeder moeten worden bestendigd en gemonitord. Ook zal er samen met de coach van de moeder van Coachvooruit worden onderzocht wat nodig is voor een veilige thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. De gecertificeerde instelling acht een verlenging van de maatregelen voor de duur van een jaar noodzakelijk om te zorgen dat de moeder weer volledig in haar kracht staat en om voldoende te onderzoeken wat ervoor nodig is om [minderjarige] weer veilig bij de moeder te laten opgroeien. De gecertificeerde instelling kan zich echter ook invoelen in het door de moeder verzochte evaluatiemoment na zes maanden.

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens de moeder ter zitting naar voren gebracht dat zij het liefst zou willen dat [minderjarige] naar huis komt, maar dat zij begrijpt dat hier in stapjes naartoe gewerkt moet worden. De moeder vindt het jammer dat de noodzakelijke hulpverlening hiervoor en voor haar niet eerder kon starten en dat steeds wordt benoemd dat zij een verstandelijke beperking zou hebben. Zij is echter blij dat Coachvooruit gaat starten. De moeder heeft verder sinds juli 2025 niet meer gedronken, ontvangt medicatie voor het alcoholgebruik en krijgt urinecontroles. De moeder zou graag zien dat zij ondersteuning krijgt in de opvoeding van [minderjarige] wanneer hij weer thuis komt, zodat zij goed kan aansluiten op zijn behoeften. De moeder gaat hiernaast een opleiding doen, wat zij kan combineren met haar behandeling. Aangezien er de komende periode veel zal worden ingezet voor en door de moeder, verzoekt zij het verzoek toe te wijzen voor de duur van zes maanden, met aanhouding van het overige deel, zodat vinger aan de pols gehouden kan worden en de voortgang van de moeder kan worden besproken.
4.2.
De tante heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met [minderjarige] bij hen. Wanneer de moeder langs komt, ziet de tante dat [minderjarige] graag wil dat de moeder bij hun blijft.
4.3.
De neef heeft ter zitting naar voren gebracht dat de tante en hij altijd klaar zullen staan voor [minderjarige] en de moeder en dat het doel blijft dat de moeder op het goede pad blijft, zodat [minderjarige] op termijn weer bij haar kan wonen. Voor nu is het belangrijk dat de noodzakelijke hulpverlening voor de moeder wordt ingezet. Er is een fijne samenwerking met de gecertificeerde instelling.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Er is nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] , die met name is gelegen in de (verslavings)problematiek van de moeder, als een gevolg waarvan de moeder op dit moment niet de zorg voor [minderjarige] kan dragen. De kinderrechter ziet evenwel dat de moeder in de afgelopen periode hard aan zichzelf heeft gewerkt en positieve stappen heeft gezet. Zij accepteert de noodzakelijke hulpverlening en behandelingen stelt het belang van [minderjarige] centraal. Ook de tante en de neef verdienen complimenten voor hun zorg voor [minderjarige] en hun samenwerking met de betrokken jeugdbeschermer. In de komende periode zal de gecertificeerde instelling samen met de moeder en haar coach onderzoeken hoe de voortgang van de moeder kan worden bestendigd en wat ervoor nodig is om een veilige en stabiele thuissituatie bij de moeder te creëren voor [minderjarige] , zodat hij weer bij de moeder kan wonen. De kinderrechter ziet daarom aanleiding om, zoals door de moeder is verzocht, de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden, met aanhouding van het overige deel van het verzoek, zodat het voornoemde hierna kan worden geëvalueerd.
5.3.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling uiterlijk twéé weken voor de volgende zitting een schriftelijke update te sturen aan de rechtbank en de belanghebbenden over hetgeen onder 5.2. is overwogen.
5.4.
De beslissing wordt van rechtswege aangetekend in het gezagsregister. [3]
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 30 april 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 30 april 2026;
6.3.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 30 april 2026, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de moeder en haar advocaat, en de tante en de neef als informanten dienen te worden opgeroepen;
6.4.
verzoekt de gecertificeerde instelling op om
uiterlijk twéé wekenvoor de zitting een schriftelijke update bij de rechtbank in te dienen zoals hiervoor onder 5.2. overwogen, onder gelijktijdige verzending van een afschrift daarvan aan de belanghebbenden.
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2025 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 6 november 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.
3.Artikel 2 Besluit gezagsregisters.