ECLI:NL:RBDHA:2025:20740

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
NL25.26463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van niet-geloofwaardige biseksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 16 oktober 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser beoordeeld. Eiser, van Guinese nationaliteit en geboren op 6 maart 2000, heeft op 22 februari 2023 een opvolgende aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 13 juni 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, met een inreisverbod van twee jaar. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld, waarbij hij diverse beroepsgronden aanvoert, waaronder zijn biseksuele gerichtheid.

De rechtbank oordeelt dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag op goede gronden heeft gehandhaafd. Eiser heeft in eerdere procedures al asiel aangevraagd, maar zijn verklaringen over zijn biseksualiteit worden door de minister als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn leven als biseksueel en dat zijn verklaringen over zijn seksuele gerichtheid en ervaringen in Nederland te summier en oppervlakkig zijn. De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser niet voldoet aan de vereisten voor bescherming op basis van zijn seksuele geaardheid.

De rechtbank wijst het beroep van eiser af, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 16 oktober 2025, en eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.26463
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. J.M. Sanchez Rhemrev).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000¹. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 22 februari 2023 een opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 6 maart 2000. De minister heeft met het bestreden besluit van 13 juni 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
4. De rechtbank heeft het beroep op 11 september 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep2, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Charm als tolk en de gemachtigde van de minister.
1. Vreemdelingenwet 2000.
2 Zaak NL25.26464.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond
5. Eiser heeft eerder op 10 februari 2016 asiel aangevraagd in Nederland. Eiser heeft aan die aanvraag ten grondslag gelegd dat zijn broer is vermoord door bandieten, dat zijn vader met het onderzoek belast was en dat zijn vader vervolgens is vergiftigd door diens broer, omdat die broer op de familiebezittingen uit was. De minister heeft deze aanvraag afgewezen bij besluit van 31 mei 2017, omdat de verklaringen ongeloofwaardig werden bevonden. Eiser heeft op 2 februari 2021 asiel aangevraagd in Italië. Op 24 mei 2022 heeft eiser opnieuw asiel aangevraagd in Nederland. De aanvraag is afgewezen bij besluit van 30 november 2022, omdat een andere lidstaat (Italië) verantwoordelijk is voor de aanvraag. Omdat eiser niet tijdig is overgedragen is hij op 15 februari 2023 alsnog opgenomen in de nationale procedure. Eiser heeft op 22 februari 2023 opnieuw een asielaanvraag ingediend die met het bestreden besluit is afgewezen.

Het asielrelaas

6. Eiser legt als nieuw en enig element aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij biseksueel is. Hij is in verband daarmee onder meer door zijn oom bedreigd en is daarom gevlucht.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst en 2. biseksuele gerichtheid.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat identiteit, nationaliteit en herkomst al in een eerdere procedure geloofwaardig zijn geacht. De biseksuele gerichtheid acht de minister niet geloofwaardig. Eisers verklaringen hierover vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eisers verklaringen over zijn ervaringen met zijn seksuele gerichtheid zijn algemeen, oppervlakkig en summier. Eisers verklaringen over relaties zijn tegenstrijdig. Eisers verklaringen over zijn seksuele gerichtheid in verhouding tot zijn islamitisch geloof zijn wisselend en oppervlakkig. De verklaringen geven geen inzicht in eisers gedachtegang of gevoel. Ook de verklaringen over zijn uitingen in Nederland zijn vaag en wisselend. Pas bij de tweede aanvraag brengt eiser dit asielmotief naar voren. In het nader gehoor van 15 augustus 2016 heeft eiser nog verklaard dat hij niet verliefd was op een andere jongen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond is.
Beoordeling van de beroepsgronden
8. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag en heeft daar diverse beroepsgronden tegenin gebracht. De rechtbank overweegt dat de (aanvullende) gronden van eiser grotendeels een herhaling zijn van de standpunten die eiser al in de zienswijze naar voren heeft gebracht. De minister heeft in het bestreden besluit gemotiveerd gereageerd op deze standpunten. De rechtbank beperkt zich daarom tot een bespreking van nieuw aangevoerde of nader toegelichte gronden, zoals die ook op zitting zijn besproken.

Heeft de minister kunnen concluderen dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleving als biseksueel

9. Eiser voert aan dat de stelling dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn leven als biseksueel in Nederland niet houdbaar is. Eiser heeft hier in de loop der tijd een ontwikkeling in doorgemaakt, waar de minister ten onrechte geen rekening mee heeft
gehouden. Er is sprake van tijdsverloop waarin eiser in vrijheid en in het openbaar zijn seksualiteit kon beleven. Eiser heeft een steeds grotere vrienden- en kennissenkring opgebouwd in de LHBTI-gemeenschap.
Eiser betwist dat hij te summier en algemeen heeft verklaard over zijn eigen gedachtes over zijn seksuele gerichtheid. Die gedachten hebben zich juist in Nederland ontwikkeld omdat hij hier in vrijheid en zonder enige belemmering mocht doen wat hij graag wilde. Van die vrijheid heeft hij onder meer gebruik gemaakt op een festival in Amsterdam en eiser voelde zich blij dat dit in Nederland mogelijk was. Dit is zonder meer een duidelijk uitleg van zijn gevoel hoe hij zijn seksualiteit beleefde. Dit betekent niet dat eiser van de ene op de andere dag zich volledig vrij voelde om te doen wat hij wilde. Het is een bewustwordingsproces geweest dat zich in de loop der tijd verder heeft ontwikkeld bij eiser. Eiser was 15 jaar toen hij vertrok uit Guinee en had met zijn achtergrond als moslim en Pular veel last van schaamte.
10. De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit op goede gronden heeft gesteld dat eiser onvoldoende inzicht in zijn leven als biseksueel heeft gegeven en overweegt hierover als volgt. Eiser verklaart in dit verband dat hij blij was toen hij erachter kwam dat hij op mannen en vrouwen mocht vallen en dat hij het heel erg leuk vond toen hij op een festival zag dat twee mensen van hetzelfde geslacht samen konden zijn, hij vond het hartstikke leuk en had er geen problemen mee. De minister heeft hierover kunnen stellen dat deze verklaringen summier en oppervlakkig zijn en geen inzicht geven in zijn gedachten en gevoelens en niet getuigen van een authentiek verhaal. Wat eiser thans hierover aanvoert maakt het oordeel niet anders. Eiser licht niet toe wat de ontwikkeling is die hij stelt doorgemaakt te hebben. Dat eiser van de vrijheid in Nederland gebruik heeft gemaakt door een festival in Amsterdam te bezoeken waar hij blij van werd, is geen beschrijving van een door hem doorgemaakte ontwikkeling in zijn geaardheid of seksualiteit. Eiser heeft geen persoonlijk verhaal verteld over het bezoek aan het festival en wat hij daar heeft meegemaakt, waarom hij er graag naar toe gaat en ook heeft eiser niets inhoudelijks verteld over de steeds grotere vrienden- en kennissenkring in de lhbti kring waarin hij stelt te verkeren. De enkele verwijzing naar zijn achtergrond en afkomst is onvoldoende om te verklaren waarom het bij oppervlakkige verklaringen van eiser is gebleven. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser voert in dit verband ook nog aan dat niet valt in te zien waarom zijn verklaringen op het punt van zijn beste vriend in Guinee, [A] , algemeen, oppervlakkig en summier zouden zijn. Eiser was zeer jong toen hij tot de ontdekking kwam dat hij gevoelens had voor [A] , maar hij wist niet goed hoe hij hier mee om moest gaan en had last van schaamte. De stelling van de minister dat hij op dit punt onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleefwereld is gelet hierop niet houdbaar.
10. De rechtbank stelt vast dat de minister in zijn oordeel heeft betrokken dat eiser jong was toen hij in Guinee woonde en dat hij toen niet openlijk kon uitkomen voor zijn biseksualiteit. De minister overweegt in dit verband echter ook, niet ten onrechte dat eiser al sinds 2016 in Europa is en heeft verklaard dat hij al tijdens zijn verblijf in de eerste asielprocedure in 2016 in aanraking is gekomen met de LHBTI-gemeenschap. De rechtbank oordeelt dat de minister onder die omstandigheid van iemand die bescherming vraagt juist vanwege zijn seksuele gerichtheid mag verwachten dat hij nu wel inzicht geeft in zijn gedachten en gevoelens. Dat heeft eiser niet gedaan. In zoverre slaagt het beroep niet.
Heeft de minister een stereotype benadering gehanteerd en een niet toegelaten introspectieve toets toegepast?
13. Eiser voert aanvullend op het voorgaande aan dat de minister ten onrechte een intrinsieke motivering verwacht van eiser. De eis van een intrinsieke motivering creëert de door het Hof van Justitie verboden ‘test’ van seksuele gerichtheid, zoals verwachtingen rond kennis, activisme of een bepaalde vertelstijl. Uit het arrest X,Y, en Z (in de gevoegde zaken C-199/12 tot en met C201/12) volgt dat niet verlangd mag worden dat iemand zijn identiteit volledig en in detail psychologisch uitlegt volgens een vooropgezet (Westers) narratief. Uit Werkinstructie 2019/17(WI) volgt dat de focus op het persoonlijke en authentieke relaas moet liggen en dat stereotypen vermeden moeten worden en dat er een zorgvuldige weging van alle omstandigheden moet plaatsvinden. WI 2019/17 bevat géén vereiste dat een vreemdeling diep-psychologische, ‘intrinsieke’ reflecties moet kunnen geven. De minister gebruikt volgens eiser feitelijk een extra introspectieve drempel in plaats van dat hij een gebalanceerde weging van alle relevante elementen (inclusief de leeftijd, cultuur, tijdsverloop, verklaringen in Nederland en hetgeen hem overkomen is in Europa) maakt.
13. De minister heeft over eisers gedachten over zijn seksuele gerichtheid in het bestreden besluit gesteld dat een intrinsieke motivering ontbreekt. Dat betekent dat uit het relaas van eiser niet blijkt van een innerlijke motivatie. De minister heeft niet ten onrechte gesteld dat die innerlijke motivatie niet uit het relaas van eiser blijkt, omdat eiser over zijn gestelde biseksualiteit oppervlakkig en summier heeft verklaard. Weliswaar verklaart eiser dat hij een ontwikkeling heeft doorgemaakt, maar hij licht niet (toereikend) toe wat de inhoud van die ontwikkeling is. Eiser geeft ook geen inzicht in gedachten en gevoelens. Met dit oordeel werpt de minister geen extra drempel op en wordt geen gebruik gemaakt van stereotypering of het opleggen van een verboden ‘test’. Deze grond slaagt niet.

Heeft de minister overigens voldoende rekening gehouden met eisers achtergrond?

15. Eiser voert nog aan dat homo- en biseksuelen strafbaar zijn in Guinee en niet worden geaccepteerd. Ze krijgen dus ook geen bescherming en behoren daarom tot een sociale groep als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast is eiser Pular, een minderheid die achtergesteld wordt. Als kind werd eiser al buitengesloten. Pular worden ongelijk behandeld en kunnen geen aangifte doen. Dit alles opgeteld zet eiser in een onmogelijke positie bij terugkeer.
15. De rechtbank stelt vast dat dat in Guinee relaties tussen beide geslachten verboden en strafbaar zijn en dat dat voor ieder lid van de bevolking geldt. De Pular hebben daarin geen uitzonderingspositie. Omdat eisers relaas ten aanzien van de gestelde biseksualiteit door de minister niet ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden, behoort eiser niet tot een sociale groep uit het Vluchtelingenverdrag. Van een onmogelijke positie bij terugkeer is dan ook geen sprake. Deze grond slaagt niet.

Heeft eiser tegenstrijdig, algemeen en summier verklaard over zijn relatie met een vrouw genaamd [B] ?

17. Eiser voert aan dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over zijn relaties met vrouwen. Eiser heeft verklaard dat hij sex heeft gehad met mannen en vrouwen. De minister gooit het hebben van een liefdesrelatie op één hoop met het hebben van een seksuele relatie. Volgens eiser was de seksuele relatie met [B] niet een relatie als bedoeld in de door de minister gestelde vraag. Eisers aanvullende uitleg is meer dan aannemelijk en niet tegenstrijdig met zijn verklaringen hierover.
18. De rechtbank is van oordeel dat de minister eiser heeft kunnen tegenwerpen dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over relaties met vrouwen. Eiser verklaart zelf dat biseksueel zijn betekent dat je seks hebt met mannen en vrouwen.3 De gehoormedewerker merkt daarop op dat volgens eiser biseksualiteit inhoudt dat je zowel met een man als met een vrouw kunt zijn en dat eiser alleen nog maar heeft verklaard over relaties met mannen. Eiser antwoordt daarop dat hij nog nooit een liefdesrelatie met een vrouw heeft gehad. Hij valt op vrouwen en mannen. Hij is wel een mooie vrouw tegengekomen, maar daar heeft hij geen relatie mee gehad.4 In de correcties en aanvullingen verklaart eiser vervolgens dat hij wel een kortdurende relatie heeft gehad met een vrouw, genaamd [B] . Deze laatste verklaring mag de minister eiser tegenwerpen als tegenstrijdig aan zijn eerdere verklaring. De vraagstelling van de gehoormedewerker is niet onduidelijk. De toelichting van eiser in de correcties en aanvullingen heeft de minister dan ook niet hoeven volgen als redengevend voor de tegenstrijdigheid. De beroepsgrond slaagt niet.

Zijn correcties en aanvullingen of een zienswijze (daarmee) zinledig?

19. Eiser voert aan dat voor de minister lijkt te gelden dat correcties en aanvullingen en het geven van een zienswijze bij wijze van spreken ‘mosterd na de maaltijd zijn’. De minister wil op geen enkele wijze de door eiser aangevoerde aanvullingen, verduidelijkingen c.q. correcties betrekken in de beoordeling van de asielaanvraag. Dat is in strijd met de systematiek van de Vreemdelingencirculaire die een gebalanceerde, cumulatieve afweging eist.
19. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit meermaals is ingegaan op wat eiser in de zienswijze en de correcties en aanvullingen heeft aangevoerd. Eiser maakt verder niet expliciet welke aanvullingen, verduidelijkingen c.q. correcties, de minister niet heeft betrokken. Voor zover eiser met zijn grond doelt op de in de correcties en aanvullingen genoemde seksuele relatie van eiser met een vrouw die de minister tegenstrijdig acht, verwijst de rechtbank naar wat hiervoor onder 18 is overwogen en merkt verder nog het volgende op. Correcties en aanvullingen zijn bedoeld om eventuele fouten te herstellen, maar dat neemt niet weg dat als er in de correcties en aanvullingen een verklaring tegenstrijdig aan een eerdere verklaring wordt afgelegd, de minister daarvoor een plausibele toelichting mag verwachten. Als die plausibele toelichting - zoals hier - achterwege blijft hoeft de minister die verklaring niet bij zijn beoordeling te betrekken. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

21. De door eiser aangevoerde beroepsgronden slagen niet. De minister heeft de aanvraag dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Wat eiser verder nog aanvoert is een herhaling van de zienswijze, daar is in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd op gereageerd en dit leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
22. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding krijgt van zijn proceskosten.
3 Pagina 6 gehoor opvolgende aanvraag.
4 Pagina 24 gehoor opvolgende aanvraag.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
16 oktober 2025

Documentcode:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.