ECLI:NL:RBDHA:2025:20765

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
NL25.13600
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 november 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser door de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser had op 24 maart 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend, die door de minister op 18 maart 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser zijn herkomst uit de regio niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser had nieuwe documenten overgelegd, waaronder een geboorteakte en een doopakte, maar de rechtbank oordeelt dat deze documenten, in combinatie met eisers verklaringen, onvoldoende zijn om zijn herkomst te onderbouwen. De rechtbank wijst erop dat eiser eerder al een aanvraag had ingediend die was afgewezen, en dat de nieuwe documenten niet substantieel genoeg zijn om de eerdere afwijzing te weerleggen. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.13600
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. J.A. Pieters),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 24 maart 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 18 maart 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 17 september 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep, NL25.13601, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, H. Nurahmad als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser heeft eerder op 12 september 2021 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat hij is gevlucht uit Ethiopië vanwege de problemen die hij zou hebben ondervonden vanwege zijn afkomst uit de regio [regio] . Hij beweert dat hij in 2019 werd gevangengenomen tijdens een algemene controle vanwege zijn afkomst, dat zijn moeder in 2020 werd vermoord tijdens de schermutselingen in [regio] , en dat hij vervolgens werd beschuldigd van betrokkenheid bij het [organisatie] . De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 20 december 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat onder andere de gestelde herkomst uit [regio] niet geloofwaardig is gevonden. Dit besluit staat na de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 maart 2024 in rechte vast.
4. Op 25 maart 2024 heeft eiser opnieuw een asielaanvraag ingediend. Bij deze aanvraag heeft eiser nieuwe documenten, waaronder een nieuwe geboorteakte, een doopakte en een identiteitsbewijs, overgelegd ter onderbouwing van de door hem gestelde herkomst uit [regio] . Op de nieuwe geboorteakte en doopakte staat namelijk vermeld dat eiser is geboren in de plaats [plaats 1] in de regio [regio] .
5. De minister stelt zich op het standpunt dat eiser zijn herkomst uit [regio] niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft daar onder andere aan ten grondslag gelegd dat de doopakte niet door Bureau Documenten kan worden beoordeeld vanwege het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal en dat Bureau Documenten de geboorteakte echt heeft bevonden, maar geen uitspraak kan doen over de opmaak en afgifte van het document. Daarnaast heeft de minister betrokken dat eiser wisselend heeft verklaard over de reden waarom hij in eerste instantie is ingeschreven met de geboorteplaats [plaats 2] .

Herkomst uit [regio]

6. In geschil is of de nieuwe echt bevonden geboorteakte, die afwijkt van de in de vorige procedure echt bevonden geboorteakte, in samenhang met de overige documenten zoals de doopakte en het identiteitsbewijs, waar etniciteit [regio] op staat, en eisers verklaringen voldoende zijn om de gestelde herkomst uit [regio] aannemelijk te maken.
6.1.
Daar moet bij worden betrokken dat dit een opvolgende aanvraag is en reeds in rechte vaststaat dat eiser met de eerste geboorteakte, zijn wisselende verklaringen over waarom de geboorteplaats daarop afwijkt en de omstandigheid dat hij de taal niet kent, hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij uit [regio] afkomstig is.
7. In het voornemen heeft de minister tegengeworpen dat eisers verklaring over het verkrijgen van de geboorteakte niet overeenkomt met informatie uit openbare bronnen. In het bestreden besluit werpt de minister dit niet langer tegen. Ter zitting heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat dit in het midden is gelaten, omdat eiser zijn gestelde herkomst hoe dan ook niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt.
8. Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat de nieuwe geboorteakte op zichzelf onvoldoende is de door eiser gestelde
herkomst uit [regio] aannemelijk te maken. Hoewel de geboorteakte door Bureau Documenten echt is bevonden, kan er geen uitspraak worden gedaan over de opmaak en afgifte van het document en kan er niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is.
9. Verder heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser de gestelde herkomst ook met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt, omdat de verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Het staat reeds in rechte vast dat eiser wisselend heeft verklaard over de reden waarom zijn geboorteplaats op zijn geboorteakte afwijkt van zijn verklaringen. Eiser had in eerste instantie verklaard dat zijn adoptievader hem vanwege etnische angst heeft laten registreren met ‘ [plaats 2] ’ als geboorteplaats. Vervolgens heeft hij verklaard dat hij niet weet waarom zijn adoptievader dit heeft gedaan. Daarna heeft hij verklaard dat zijn adoptievader niet kon bewijzen dat hij uit [plaats 1] , [regio] , afkomstig was. Tot slot verklaarde eiser dat er ten tijde van zijn geboorte geen etnische problemen waren en dat het als kind niet uitmaakte waar je was geboren. De rechtbank volgt de minister in de stelling dat de verklaring in de huidige procedure, dat eisers adoptievader een gunst had gevraagd bij de lokale administratie om eiser zonder documenten te laten registreren met geboorteplaats [plaats 2] , ook anders is dan de eerder afgelegde verklaringen. De minister stelt zich daarom ook niet ten onrechte op het standpunt dat eisers wisselende verklaringen zijn verklaringen over de procedure van het registreren en het aanpassen van zijn geboorteplaats ongeloofwaardig maken.
10. De overige documenten zoals de doopakte en het identiteitsbewijs, waar de etniciteit [regio] op staat, zijn, gelet op de overwegingen over de nieuwe geboorteakte en wisselende verklaringen, ook onvoldoende om de herkomst alsnog aannemelijk te maken. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde herkomst uit de regio [regio] niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt.

Conclusie en gevolgen

11. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Lenstra, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J. Biswane, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 november 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.