Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, waarbij de rechtbank had bepaald dat de minister binnen acht weken een besluit moest nemen. De huidige uitspraak betreft het derde beroep van de eiser, die stelt dat de minister niet op tijd heeft beslist op zijn asielaanvraag van 3 augustus 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld.
De rechtbank constateert dat het beroep prematuur is ingediend, omdat de nadere beslistermijn van acht weken, zoals vastgesteld in de eerdere uitspraak van 25 augustus 2025, nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep niet ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden aan de eiser, aangezien het beroep niet aan de vereisten voldoet voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
De uitspraak is gedaan door rechter A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van griffier A.S. van der Veen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak, zoals vermeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).