ECLI:NL:RBDHA:2025:20791

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
C/09/690099 / FA RK 25-6161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in een complexe scheidingssituatie met weerstand van kinderen tegen contact met de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2025 een beschikking gegeven inzake de benoeming van een bijzondere curator voor drie minderjarige kinderen, in het kader van een complexe scheidingssituatie tussen de ouders. De vader heeft verzocht om de benoeming van een bijzondere curator, omdat er weerstand is bij de oudste kinderen tegen contact met hem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen over de kinderen en dat er een ouderschapsplan is opgesteld. Echter, de oudste kinderen weigeren al geruime tijd contact met de vader, wat leidt tot zorgen over de ontwikkeling van de kinderen.

De rechtbank heeft de belangen van de kinderen en de ouders in overweging genomen en is van mening dat een bijzondere curator noodzakelijk is om de wensen en behoeften van de kinderen te onderzoeken. De bijzondere curator, mr. I.J. Pieters, is benoemd om de kinderen te vertegenwoordigen en om te onderzoeken hoe het contact met de vader hersteld kan worden. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de communicatie tussen de ouders en heeft hen verwezen naar een traject voor ouderschapsbemiddeling om de samenwerking te verbeteren.

De rechtbank heeft besloten om verdere beslissingen over de zorgregeling aan te houden tot 1 mei 2026, in afwachting van het verslag van de bijzondere curator en de uitkomst van het hulpverleningstraject. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn verplicht om de rechtbank te informeren over het verloop van het traject.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-6161
Zaaknummer: C/09/690099
Datum beschikking: 29 oktober 2025
Benoeming bijzondere curator ex artikel 1:250 BW en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 12 augustus 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.T.W. Laureau te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B. Schelvis-Neuteboom te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van de vader van 29 september 2025, met bijlage;
  • het F9-formulier van de moeder van 29 september 2025, met bijlage
De minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich ook schriftelijk uitgelaten over het verzoek.
Op 1 oktober 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad)

Verzoek

Het verzoek van de vader strekt tot:
- het benoemen van een bijzondere curator gespecialiseerd in complexe scheidingsproblematiek (onder verwijzing naar de onderzoeksvragen zoals geformuleerd in het verzoekschrift onder randnummer 18);
- het vaststellen van een (opbouwende) regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken – na kennisneming van het rapport van bevindingen van de bijzondere curator – zoals nader door de vader te formuleren, althans zoals de rechtbank het meest in het belang van de kinderen acht;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Feiten
- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] .
- De minderjarigen staan ingeschreven op het adres van de moeder.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
- Partijen zijn op 23 oktober 2020 een ouderschapsplan overeengekomen, waarin zij – voor zover van belang – hebben afgesproken dat sprake is van co-ouderschap, in die zin dat:
- in week 1: de minderjarigen op zondag tot en met dinsdag bij de vader, op woensdag tot en met vrijdag bij de moeder, en op zaterdag bij de vader verblijven;
- in week 2: de minderjarigen op zondag bij de moeder, op maandag tot en met dinsdag bij de vader, en op woensdag tot en met zaterdag bij de moeder verblijven;
- de vakanties bij helfte worden verdeeld.

Beoordeling

Benoeming bijzondere curator
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank, een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen als -in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige- de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De rechtbank moet beoordelen of zij die benoeming noodzakelijk acht en daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking nemen. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
Voorafgaand aan de zitting hebben partijen aan de rechtbank bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt met betrekking tot de benoeming van een bijzondere curator. Zij wensen beiden dat een bijzondere curator wordt benoemd over de kinderen, zodat nader onderzocht kan worden waar de weerstand van de kinderen vandaan komt, of de zorgregeling hervat kan worden en wat daarvoor eventueel nodig is. Op de zitting heeft ook de Raad aangegeven dat zij achter het verzoek van de vader staan.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en ter zitting gebleken is dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Bij het uiteengaan hebben de ouders de zorgregeling vastgelegd in een ouderschapsplan. [minderjarige 3] gaat nog steeds volgens die afgesproken zorgregeling naar de vader. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] weigeren al een aantal jaar om contact te hebben met de vader, onder andere vanwege de wrijving die is ontstaan bij de introductie van de nieuwe partner van de vader. De vader zou graag zien dat het contact met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hersteld wordt. Daarnaast vreest de vader dat [minderjarige 3] op den duur ook uit contact met hem zal treden. De moeder stelt dat zij geprobeerd heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te stimuleren om contact te hebben met de vader, maar dit is niet gelukt. Zij vindt het vooral van belang dat goed geluisterd wordt naar de wensen en behoeften van de kinderen. Het is onduidelijk wat de authentieke wensen en behoeften van de kinderen zijn en waar de weerstand tegen de vader precies vandaan komt. De belangen van de ouders en de kinderen lopen op dit vlak uiteen.
De rechtbank acht het van belang om de kinderen een duidelijke stem te geven en inzicht te krijgen in de wensen, behoeften en belangen van kinderen. Een bijzondere curator kan de kinderen deze stem geven. Daarbij benadrukt de rechtbank wel dat voor [minderjarige 3] – gelet op haar leeftijd en kwetsbaarheid - gesprekken met een bijzondere curator belastend kunnen zijn. Zoals ook door de ouders is benadrukt, vindt de rechtbank het in haar belang om ook haar mening te kunnen geven en hetzelfde behandeld te worden als haar zusjes, in dit geval zwaarder wegen. De rechtbank verzoekt de bijzondere curator echter wel haar beperkte belastbaarheid hierbij in het oog te houden.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een bijzondere curator over de minderjarigen benoemen. De rechtbank heeft mr. I.J. Pieters bereid gevonden om als bijzondere curator op te treden.
Van de bijzondere curator wordt in dit verband verwacht dat hij allereerst onderzoekt wat de intrinsieke wens van de kinderen is ten opzichte van contact met hun vader. Voorts moet worden onderzocht of er mogelijkheden zijn om het contact tussen de vader en de kinderen te herstellen en zo ja, welke zorgregeling in het belang van de kinderen zou zijn.
De ouders hebben in onderling overleg de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:
  • Welke invloed heeft het onderlinge conflict tussen de ouders op de beleving van de omgang met de minderjarigen? Wat is de rol van de moeder, wat is de rol van de vader?
  • Welke factoren zijn daarbij van doorslaggevend belang?
  • In hoeverre is er sprake van een zorgelijke ontwikkeling in de ontwikkeling van de kinderen?
  • Waar komt de (huidige) weerstand van dochters [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tegen de huidige regeling/de vader vandaan?
  • Kan de weerstand worden verminderd, dan wel weggenomen, zodanig dat de minderjarigen de ruimte krijgen hun beeld van de vader bij te stellen, en zo ja op welke wijze?
  • Hoe kan gekomen worden tot contactherstel?
  • Hoe kan gekomen worden tot re-integratie van de dochters?
  • Kan het opleggen van systeemtherapie althans andere hulpverlening tot een verbetering leiden?
  • Wat zijn de wensen van de minderjarigen? Wat is het perspectief van de kinderen op de toekomst: hoe zien zij hun relatie met vader?
  • Welke zorgregeling is het meest in belang van de kinderen?
  • Hoe kunnen er afspraken tussen ouders gemaakt worden die werkbaar zijn en waaraan gehouden kan worden op de langere termijn?
  • Zijn er overige zaken die de bijzondere curator van belang vindt naar voren te brengen op basis van zijn of haar bevindingen?
De rechtbank laat het aan de bijzondere curator om te beslissen of hij deze onderzoeksvragen als leidraad zal nemen of enkel als handreiking ziet. Het staat de bijzondere curator vrij om tussen de vader, de moeder en de minderjarigen te bemiddelen en te proberen tot een door alle betrokkenen gedragen oplossing te komen. Voorts staat het de bijzondere curator vrij, indien hij dit nodig acht, informatie over de kinderen op te vragen bij derden, om een zo volledig mogelijk beeld te verkrijgen over de situatie van de kinderen en wat in hun belang noodzakelijk is.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator de leidraad
‘werkwijze en verslag bijzondere curatoren op grond van artikel 1:250 BW’in acht te nemen en wijst de ouders erop dat zij gevolg dienen te geven aan de door de bijzondere curator te geven instructies.
De bijzondere curator zal optreden voor drie kinderen. De rechtbank is – met het oog op de toepassing van de vergoedingsregeling inzake rechtsbijstand en de toevoegcriteria – van oordeel dat er sprake is, althans hoogstwaarschijnlijk zal zijn, van per kind uiteenlopende belangen.
Van zijn bevindingen dient de bijzondere curator zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 april 2026 schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank en aan de ouders, indien nog nodig ook inhoudende een standpunt over het verzoek tot het vaststellen van een zorgregeling.
Zo nodig zal de rechtbank na ontvangst van het schriftelijk verslag van de bijzondere curator een behandeling ter zitting plannen waarvoor de verzoeker, belanghebbende en de bijzondere curator zullen worden opgeroepen. De minderjarigen zullen dan mogelijk nogmaals door de rechtbank worden opgeroepen voor een gesprek.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de bijzondere curator zijn taak heeft volbracht, zal de rechtbank zijn werkzaamheden voor deze procedure bij nadere beschikking als beëindigd beschouwen.
Doorverwijzing uniform hulpaanbod
Op de zitting is ok gesproken over de communicatie tussen de ouders en de kinderen. Gebleken is dat de kinderen en de vader enkele gebeurtenissen verschillend hebben beleefd. De Raad heeft naar voren gebracht dat in dergelijke situaties een slechte samenwerking tussen ouders niet helpend is. Door het gebrek aan communicatie tussen de ouders, ontstaat hierover onrust en ruis. Het is van belang dat de ouders zich inspannen om de spanning bij de kinderen weg te nemen. De Raad heeft de ouders daarom geadviseerd om hun samenwerking en communicatie te verbeteren, bijvoorbeeld door een traject ouderschapsbemiddeling.
Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject ouderschapsbemiddeling / parallel (solo) ouderschap. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is op 2 oktober 2025 al per email verzonden naar Jeugdteams [regio] voor deelname aan voornoemd traject en/of training en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal (een kennisgeving van) deze beschikking per post zenden aan Jeugdteams [regio] .
De rechtbank verzoekt de ouders om de rechtbank tijdig te informeren over het verloop van voornoemd traject. Van de uitvoerende hulpverleningsinstantie verwacht de rechtbank dat – zoals op de zitting met de ouders is besproken – zij de eindrapportage over het verloop van het traject indient op de hierna vermelde wijze. De hulpverleningsinstantie kan de rechtbank tussentijds informeren als daartoe aanleiding is.
Zorgregeling
De rechtbank zal in afwachting van het verslag van de bijzondere curator en de uitkomst van het hulpverleningstraject iedere verdere beslissing over de zorgregeling aanhouden tot 1 mei 2026 pro forma. Gelet op de complexiteit van de situatie ziet de rechtbank op dit moment geen mogelijkheden om in de tussentijd een voorlopige zorgregeling vast te stellen.

Beslissing

De rechtbank:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2010 te [geboorteplaats]
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats]
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2017 te [geboorteplaats] ;
mr. I.J. Pieters,
[adres 1]
[postcode 1] [plaats 1]
Telefoonnummer: [telefoonnummer 1]
mailadres: [e-mailadres]
bepaalt dat de bijzondere curator
vóór 1 april 2026schriftelijk verslag dient te doen aan de rechtbank en aan de ouders, indien nog nodig ook inhoudende een standpunt over het verzoek tot het vaststellen van een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
bepaalt dat partijen:
de vader, bereikbaar via telefoonnummer [telefoonnummer 2] ,
de moeder, bereikbaar via telefoonnummer [telefoonnummer 3] ,
binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator, desgewenst, hierop schriftelijk kunnen reageren; deze reactie dient aan de rechtbank, aan de bijzondere curator en aan de wederpartij te worden toegezonden;
stelt vast dat partijen, te weten:
[de vader] ,
wonende te [adres 2] , ( [postcode 2] ) [woonplaats 1] ,
en
[de moeder] ,
wonende te [adres 3] , ( [postcode 3] ) [woonplaats 2] ;
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Jeugdteams [regio] voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap, en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van (de kennisgeving van) deze beschikking te zenden naar:
Jeugdteams [regio] , [adres 4] – [nummer] –, [postcode 4] [plaats 2] ;
bepaalt dat partijen de rechtbank vóór na te melden pro formadatum informeren omtrent het verloop van voornoemd traject;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan tot1 mei 2026 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.J.W. Straatsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 oktober 2025.