In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 oktober 2025 een beschikking gegeven in een geschil tussen ouders over de inschrijving van hun minderjarige kind op school. De moeder verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van hun kind op een basisschool in [plaats 1], terwijl de vader verzocht om toestemming voor inschrijving op scholen in [plaats 2] of [plaats 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een echtscheidingsprocedure aanhangig is, waarin nog niet is beslist over de hoofdverblijfplaats van het kind en de zorgregeling. De moeder heeft aangegeven dat basisschool [schoolnaam 2] goed aansluit bij de behoeften van het kind, terwijl de vader praktische voordelen van scholen in [plaats 2] en [plaats 3] aanvoert. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van het kind is om op beide scholen ingeschreven te worden, zodat het kind verzekerd is van een plek, ongeacht de uiteindelijke hoofdverblijfplaats. De rechtbank heeft zowel het verzoek van de moeder als het meer subsidiaire verzoek van de vader toegewezen, en de proceskosten gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.