ECLI:NL:RBDHA:2025:20801
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van vreemdeling uit Libanon
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van een eiser tegen de minister van Asiel en Migratie. De eiser had een opvolgende asielaanvraag ingediend op 17 juni 2024, maar de minister had niet tijdig beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van zes maanden op het asielverzoek van de eiser eindigde op 17 december 2024. De eiser heeft de minister op 8 juli 2025 in gebreke gesteld en zijn beroep op 1 september 2025 ingediend.
De minister had echter op 14 november 2024 een Besluit- en Vertrekmoratorium (BVM) ingesteld voor vreemdelingen uit Libanon, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen die zijn ingediend voor of tijdens de geldigheid van het BVM met een jaar is verlengd. Dit betekende dat de minister niet langer kon beslissen op de aanvraag van de eiser, waardoor de ingebrekestelling prematuur was. De rechtbank oordeelde dat het beroep van de eiser niet voldeed aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de minister hoeft de proceskosten niet aan de eiser te vergoeden. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. De eiser heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen zes weken na de bekendmaking.