ECLI:NL:RBDHA:2025:20815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
25.45871, 45873, 45875, 45877, 45879, 45881, 45883
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Duitsland onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 22 september 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. In dit geval heeft Nederland op 4 augustus 2025 een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat op 6 augustus 2025 is aanvaard.

Eisers stellen dat de minister ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om de beoordeling van hun asielverzoek niet langer aan Duitsland over te laten. De rechtbank oordeelt dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor bijzondere, individuele omstandigheden die zouden rechtvaardigen dat van overdracht aan Duitsland wordt afgezien.

Daarnaast zijn eisers van mening dat de belangen van de minderjarige kinderen onvoldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat de minister de belangen van de minderjarige kinderen voldoende heeft betrokken bij de besluitvorming en dat er geen omstandigheden zijn die wijzen op nadelige gevolgen van de overdracht naar Duitsland. De rechtbank concludeert dat de beroepen ongegrond zijn en dat eisers kunnen worden overgedragen aan Duitsland, zonder recht op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.45871, NL25.45873, NL25.45875, NL25.45877, NL25.45879, NL25.45881, NL25.45883

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
mede namens de minderjarige kinderen:

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam],V-nummer: [nummer],
[naam],V-nummer: [nummer],
[naam],V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. H.A. Limonard),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 22 september 2025 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland op 4 augustus 2025 een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 6 augustus 2025 aanvaard.
Artikel 17
5. Eisers stellen dat de minister ten onrechte geen gebruik heeft willen maken van de bevoegdheid om de beoordeling van het asielverzoek niet langer aan Duitsland over te laten.
5.1.
Uitgaande van de terughoudende toets is de rechtbank van oordeel dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in het betoog van eisers onvoldoende aanknopingspunten zijn gelegen om te overwegen dat sprake zou zijn van bijzondere, individuele omstandigheden als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening op grond waarvan moet worden afgezien van overdracht aan Duitsland. De beroepsgrond slaagt niet.
Motivering
6. Eisers zijn daarnaast van mening dat de minister de belangen van de minderjarige kinderen zoals geduid in de zienswijze onvoldoende heeft gemotiveerd.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de belangen van de minderjarige kinderen voldoende bij de besluitvorming betrokken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 20, derde lid van de Dublinverordening de situatie van minderjarige kinderen onlosmakelijk verbonden is met de situatie van dat gezinslid en het in het belang van de kinderen is dat zij bij hun ouders blijven. Daarnaast zijn er geen omstandigheden gebleken waaruit volgt dat een overdracht naar Duitsland nadelige gevolgen heeft voor de minderjarige kinderen.

Conclusie en gevolgen

7. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers kunnen worden overgedragen aan Duitsland. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.