Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiser, die stelt van Somalische nationaliteit te zijn. Eiser heeft op 13 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is op 26 juni 2025 door de minister afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 21 oktober 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het Keniaanse paspoort niet meer in zijn bezit heeft, waardoor de minister dit niet op authenticiteit kon onderzoeken. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte heeft aangenomen dat eiser de Keniaanse nationaliteit heeft, enkel op basis van het feit dat hij met een Keniaans paspoort heeft gereisd. Eiser heeft voldoende inspanningen geleverd om contact te leggen met de Keniaanse autoriteiten, maar heeft geen verklaring kunnen verkrijgen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om opnieuw te beslissen op de aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten vastgesteld op € 1.814,-.