In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. De rechtbank heeft eerder, op 25 september 2024, bepaald dat de minister binnen twee weken een beslissing moest nemen op het bezwaar van eiser. De minister heeft deze termijn echter overschreden, wat aanleiding gaf voor eiser om beroep in te stellen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de rechtbank in de eerdere uitspraak.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de gestelde termijn een nieuw besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is. De rechtbank legt de minister een nadere beslistermijn op van twee weken na verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald, en het griffierecht van € 187,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 februari 2025.