ECLI:NL:RBDHA:2025:20946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
NL25.34210 en NL25.34211
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van hindoe-echtpaar uit Pakistan wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs voor vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 oktober 2025, zijn de asielaanvragen van een Pakistaans hindoe-echtpaar afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van hun aanvragen in stand kan blijven, omdat de verklaringen van de eisers niet geloofwaardig zijn. De eisers, die op 2 en 3 juni 2025 hun aanvragen indienen, stellen dat zij problemen ondervinden van molvies (islamitische geleerden) vanwege hun geloof. De rechtbank heeft de verklaringen van de eisers beoordeeld aan de hand van hun asielmotieven, maar concludeert dat deze niet samenhangend en aannemelijk zijn. De rechtbank wijst erop dat de eisers geen specifieke persoonlijke problemen of individuele kenmerken hebben aangedragen die een gegronde vrees voor vervolging kunnen onderbouwen. De rechtbank stelt vast dat de eisers, ondanks hun hindoeïstische achtergrond, niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij in Pakistan een reëel risico op vervolging lopen.

De rechtbank behandelt de beroepen op 30 september 2025, waarbij de eisers en hun gemachtigde aanwezig zijn, maar de verweerder zich afmeldt. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van de eisers inconsistent zijn en dat er geen bewijs is dat zij niet in staat zijn om hun geloof uit te oefenen. De rechtbank wijst ook op het feit dat de eisers na de incidenten in Pakistan nog geruime tijd in het land zijn gebleven zonder asiel aan te vragen, wat hun geloofwaardigheid ondermijnt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers geen asielvergunning krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.34210
NL25.34211

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [# 1] , [eiseres] , eiseres

v-nummer: [# 2] ,
samen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvragen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvragen in stand kan blijven
.Verweerder heeft kunnen stellen dat niet geloofwaardig is dat eisers problemen hebben ondervonden met molvies. Daarnaast is niet gebleken dat eisers geen uiting kunnen geven aan hun religie en daarom wegens geloofsvrijheid in aanmerking moeten komen voor een asielvergunning. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eisers hebben op 2 en 3 juni 2025 aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eisers hebben de Pakistaanse nationaliteit. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1994 en eiseres op [geboortedatum 2] 1996. Zij zijn gehuwd. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 21 juli 2025 deze aanvragen in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eisers hebben beroepen ingesteld tegen de bestreden besluiten.
2.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eisers, de gemachtigde van eisers en [naam 1] als tolk deelgenomen. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag.
3.1.
Eiser heeft aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd dat hij hindoe is en daarmee in Pakistan behoort tot een minderheid die problemen ondervindt. Eiser en zijn vader runden een onderneming met twee winkels. Eisers vader moest afkoopgeld betalen aan de molvies (islamitische geleerden). Eiser werd toen ook benaderd, maar wilde niet betalen omdat die twee winkels eigenlijk één onderneming vormen en ze niet dubbel wilden betalen. Eiser moest toch betalen en heeft dat eenmaal gedaan. Daarna wilde eiser niet meer betalen en kwam hoofd-molvie [naam 2] langs om eiser te bedreigen. Daarna kwamen er andere mannen die eiser mishandelden. Eiser heeft de dag erna aangifte willen doen, maar de inspecteur heeft hem doorverwezen en heeft zelf geen melding gemaakt. Eiser werd in de avond gebeld door [naam 2] omdat ze boos waren dat hij naar de politie was gegaan. Eiser is toen bedreigd en tegen hem is gezegd dat de politie hem niet zou kunnen helpen. Daarna is eisers winkel vernield. Eiser is toen twee maanden thuisgebleven uit angst. Nadat eisers vrouw op straat werd lastiggevallen en bedreigd, zijn eisers gevlucht. Eiser vreest voor [naam 2] en is bang voor terugkeer wegens zijn eigen leven en dat van zijn vrouw.
3.2.
Eiseres heeft aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd dat zij hindoe is en daarmee in Pakistan behoort tot een minderheid die problemen ondervindt. Eiseres liep als vrouw gevaar voor de islamitische bevolking. De man van eiseres (eiser) is door molvies mishandeld omdat hij weigerde hen geld te betalen. Omdat eiser problemen had, zijn eisers binnengebleven uit angst voor [naam 2] . Eiseres ging op een dag groente halen en werd toen geduwd en bedreigd door molvies die op zoek waren naar eiser. Eiseres vreest vermoord te worden door de molvies.
De bestreden besluiten
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met molvie [naam 2] .
Verweerder heeft het eerste asielmotief geloofwaardig geacht, maar het tweede niet.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen wegens de bedreigingen van haar man.
Verweerder heeft het eerste asielmotief geloofwaardig geacht, maar het tweede niet.
4.1.
Verweerder heeft de problemen van eiser met molvie [naam 2] om de volgende reden ongeloofwaardig geacht. Eisers verklaringen vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel. Eiser verklaart namelijk niet eenduidig over waarom de molvies bij hem thuis niet naar boven kwamen. Daarnaast zijn de verklaringen van eiser over het onderduiken en het incident met zijn vrouw niet te volgen. Verder is eiser nog vijf maanden in Pakistan gebleven na het incident en heeft hij daarna een half jaar in Nederland verbleven zonder asiel aan te vragen.
4.2.
Verweerder heeft de problemen van eiseres wegens de bedreigingen om de volgende reden ongeloofwaardig geacht. De verklaringen van eiseres vormen geen samenhangend en aannemelijk geheel. De problemen van haar man met de molvies zijn niet geloofwaardig. Eisers hebben daarnaast onderling verschillend verklaard over de bedreiging van eiseres. Ook zijn de verklaringen over de omstandigheden van de bedreiging ongerijmd. De verklaringen dat eiseres wordt gezocht door molvies zijn ongerijmd. Eiseres heeft ook geen blijk gegeven van een directe noodzaak voor asiel.
4.3.
Verweerder neemt op basis van de verklaringen van eisers niet aan dat zij gegronde vrees voor vervolging hebben. Het enkele feit dat eisers Hindoe zijn is onvoldoende om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning asiel. Eisers hebben geen specifieke persoonlijke problemen of individuele kenmerken naar voren gebracht waaruit gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade valt af te leiden. Niet is gebleken dat er ernstige beperkingen zijn bij eisers bij het uitoefenen van hun geloof of dat zij in hun geloof zijn belemmerd. De discriminatie die eisers hebben meegemaakt, heeft niet een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden opgeleverd dat het voor hen onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren.
4.4.
Verweerder heeft daarom de asielaanvragen van eisers ongegrond verklaard en aan eisers terugkeerbesluiten uitgevaardigd.
Heeft verweerder de problemen van eiser met de molvies, waaronder [naam 2] , ongeloofwaardig kunnen achten?
5. De rechtbank volgt verweerder in zijn oordeel dat eiser er niet in is geslaagd om dit asielmotief aannemelijk te maken omdat zijn verklaringen geen aannemelijk en samenhangend geheel vormen.
5.1.
Verweerder heeft kunnen tegenwerpen dat eiser wisselend heeft verklaard over waarom de molvies niet bij eiser thuis naar boven zijn gekomen. Eiser heeft namelijk eerst verklaard dat hij niet wist waarom de molvies niet naar boven waren gekomen, vervolgens heeft eiser verklaard dat hij vermoedde dat het met de bovenburen te maken kon hebben en uiteindelijk verklaarde eiser dat hij wel wist waarom de molvies niet naar boven waren gekomen en dat dat door de bovenburen kwam. Verweerder had mogen verwachten dat eiser daar direct, consistent en geloofwaardig over zou verklaren. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat het ging om een gebeurtenis die zeer negatief en bedreigend voor eiser was. Dat eiser zichzelf later heeft verbeterd omdat hij het was vergeten, heeft verweerder niet geloofwaardig hoeven achten.
5.2.
Verweerder heeft ook eisers verklaringen over het onderduiken niet hoeven volgen. Hoewel de rechtbank eiser erin kan volgen dat hij met onderduiken doelde op het verblijf thuis, heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiser wisselend heeft verklaard over het moment waarop hij ging onderduiken, dan wel sinds wanneer hij thuis bleef. Eiser heeft over drie momenten aangeven dat hij ondergedoken zat, namelijk na het tweede incident waarbij hij is mishandeld, maar ook na het bedreigende telefoontje na de aangifte, en nadat zijn winkel was vernield. Verweerder heeft het ook ongerijmd mogen achten dat eiser negen maanden ondergedoken heeft kunnen zitten in zijn eigen huis, terwijl [naam 2] als machtige molvie wist waar eiser zich ophield en actief op zoek was naar hem om hem te vermoorden.
5.3.
Verweerder heeft in dit kader ook het ongeloofwaardig geachte incident met eisers vrouw, waar de rechtbank onder 6.1. op ingaat, kunnen meewegen in de geloofwaardigheidsbeoordeling.
5.4.
Verweerder heeft in dit kader ook tegengeworpen dat eiser nog vijf maanden in Pakistan is gebleven na het incident met zijn vrouw en eiser nog een half jaar in Europa heeft verbleven zonder asiel aan te vragen. Deze elementen zijn door eiser in beroep niet weersproken.
Heeft verweerder het incident van eiseres op straat ongeloofwaardig mogen achten?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het incident van eiseres ongeloofwaardig heeft kunnen achten omdat haar verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
6.1.
Eiseres heeft anders verklaard dan eiser over de bedreiging. Eisers hebben ten eerste iets anders verklaard over of de mannen wisten wie eiseres was. Daarnaast heeft eiser in het nader gehoor aangegeven dat eiseres enkel is geduwd, en heeft eiseres verklaard ook te zijn bedreigd met een pistool. Dat dit bij de correcties en aanvullingen van eiser is aangevuld neemt niet weg dat verweerder had mogen tegenwerpen dat er geen reden wordt gegeven voor deze correctie en dat het gaat om een dermate ingrijpende gebeurtenis dat van eisers verwacht mocht worden dat ze er direct hetzelfde over verklaren.
6.2.
De rechtbank kan verweerder ook volgen in de tegenwerping dat de verklaringen van eiseres over de omstandigheden van de bedreiging ongerijmd zijn. Eiseres nam een risico om naar buiten te gaan om groente te kopen, terwijl zij een sociaal netwerk hebben om die taak voor hen te doen.
6.3.
Verweerder heeft bij de beoordeling ook kunnen betrekken dat de problemen van eiser, die aanleiding vormden voor de problemen van eiseres, ongeloofwaardig zijn geacht. Volgens de rechtbank mocht verweerder tot die conclusie komen. Eiseres heeft in beroep niet weersproken dat de verklaringen dat zij wordt gezocht door molvies ongerijmd zijn omdat eisers na het incident van eiseres nog vijf maanden zonder problemen hebben verbleven in Pakistan, terwijl de molvies wisten waar eisers woonden. Dat duidt niet op noodzaak. Eiseres heeft ook niet weersproken dat zij geen blijk heeft gegeven van een directe noodzaak voor asiel. Eiseres heeft namelijk geen inzicht gegeven in haar reisroute en onduidelijk is waar zij in de zes maanden na aankomst in Europa heeft verbleven en waarom zij niet eerder asiel heeft aangevraagd. Dit standpunt van verweerder heeft ze niet bestreden.
Kunnen eisers hun relaas met landeninformatie ondersteunen?
7. De rechtbank is verder van oordeel dat de verwijzing van eisers naar het algemeen ambtsbericht over Pakistan van 5 juli 2024, ook niet kan slagen. Hierin wordt genoemd dat het voor veel Pakistanen geen haalbare optie is om te verhuizen naar een ander deel van Pakistan. Verweerder heeft namelijk gelet op het voorgaande de gestelde problemen van eisers ongeloofwaardig kunnen achten. Daarmee is er ook geen dreiging waarvoor eisers zouden moeten verhuizen. Verweerder heeft ook kunnen betrekken dat de overgelegde landeninformatie niet ziet op de situatie van eisers en daarom niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van hun asielrelaas. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de geloofsvrijheid van eisers voldoende betrokken?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder tot de conclusie heeft kunnen komen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij wegens hun Hindoeïstische godsdienst een risico lopen op vervolging of ernstige schade.
8.1.
Eiser heeft verklaard dat hij naar Mandir (gebedsplaats) kon en het heilige boek kon lezen. Eiseres heeft ook verklaard dat zij naar de tempel konden, maar bijna nooit gingen. Eisers hebben beiden in hun nader gehoren enkel gesteld dat zij geen vrijheid hadden in hun geloof, omdat ze hun feestdagen zoals Diwali en Holi niet konden vieren op de manier waarop zij wilden. Verweerder heeft daar in het bestreden besluit over opgemerkt dat deze verklaringen niet overeenkomen met de informatie uit openbare bronnen waaruit blijkt dat feesten zoals Diwali en Holi wel in het openbaar gevierd kunnen worden, feestgangers beveiligd worden door de lokale autoriteiten en de premier bij een gelegenheid de vierders van Holi heeft begroet. De stelling van eisers dat niet is gebleken dat de feestdagen op meerdere plekken in Pakistan en thuis gevierd kunnen worden, is niet onderbouwd en kan derhalve niet slagen. Eisers hebben ook anderszins niet onderbouwd dat zij als Hindoes worden beperkt in het belijden van hun religie.
8.2.
Eisers hebben in beroep gewezen op paragraaf C2/3.2.5.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), maar de rechtbank kan daaruit niet opmaken dat verweerder expliciet had moeten vragen naar eventuele religieuze handelingen die eisers hadden willen verrichten en die niet mogelijk waren. Daarnaast hebben eisers gedurende de procedure ook verder niet aangevuld en geconcretiseerd welke problemen zij hebben ondervonden of zullen ondervinden bij het uitoefenen van hun geloof. Omdat niet is gebleken dat eisers geen invulling hebben kunnen geven aan hun religie hoefde verweerder eisers niet aanvullend te horen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
9. Verweerder heeft de aanvragen kunnen afwijzen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen asielvergunning krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp - Lopar, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.