ECLI:NL:RBDHA:2025:2095
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Oekraïense nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 21 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Noorwegen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren, maar de gemachtigde van eiser niet.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat hij de aanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken, omdat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Noorwegen onevenredig hard is. Eiser heeft niet met medische stukken aangetoond dat het klimaat in Noorwegen hem ernstig ziek maakt. De rechtbank concludeert dat de minister de medische omstandigheden van eiser voldoende heeft meegewogen en voldoende gemotiveerd heeft waarom hij geen aanleiding zag om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van zijn proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en is openbaar gemaakt op 12 februari 2025. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.