ECLI:NL:RBDHA:2025:2095

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
NL25.3042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Oekraïense nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 21 januari 2025 niet in behandeling genomen, omdat Noorwegen verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 4 februari 2025 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de minister aanwezig waren, maar de gemachtigde van eiser niet.

De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat hij de aanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken, omdat er geen bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Noorwegen onevenredig hard is. Eiser heeft niet met medische stukken aangetoond dat het klimaat in Noorwegen hem ernstig ziek maakt. De rechtbank concludeert dat de minister de medische omstandigheden van eiser voldoende heeft meegewogen en voldoende gemotiveerd heeft waarom hij geen aanleiding zag om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van zijn proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich en is openbaar gemaakt op 12 februari 2025. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3042
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: K. Kanters).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Oekraïense nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1966. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 januari 2025 niet in behandeling genomen omdat Noorwegen verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft beroep op 4 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van de minister. De gemachtigde van eiser is, met bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening (Dvo). Op grond van de Dvo neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat
verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Noorwegen een verzoek om terugname gedaan. Noorwegen heeft dit verzoek aanvaard.
Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening
4. Eiser stelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij in de medische omstandigheden geen aanleiding heeft gezien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo aan zich te trekken. Hiertoe voert eiser aan dat door het slechte klimaat in Noorwegen zijn gezondheid ernstig in gevaar komt. Eiser is fysiek en psychisch niet in staat om te leven in een klimaat waar de winter acht maanden duurt, waar het kan vriezen tot min 15 graden en waar nauwelijks daglicht is. Deze medische omstandigheden maken eiser ernstig ziek. De medische voorzieningen in Noorwegen kunnen niet voorkomen dat eiser ziek wordt van dit klimaat. De medische voorzieningen zorgen er slechts voor dat zijn symptomen verlicht worden. Om die reden verzoekt eiser om overgeplaatst te worden naar een land in het zuiden.
5. Paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) bepaalt dat de minister terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo, ook al is Nederland op grond van de in de verordening neergelegde criteria daartoe niet verplicht. De minister gebruikt de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen in ieder geval als er concrete aanwijzingen zijn dat de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
6. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat hij de aanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken omdat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht aan Noorwegen onevenredig hard is. Eiser heeft niet met medische stukken gestaafd dat het slechte klimaat in Noorwegen hem ernstig ziek maakt. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden de medische voorzieningen in Noorwegen van vergelijkbare kwaliteit geacht te zijn en dat deze voorzieningen ook ter beschikking staan aan Dublinclaimanten. Er zijn geen aanwijzingen dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen. De minister heeft de medische omstandigheden van eiser voldoende meegewogen en voldoende gemotiveerd waarom hij geen aanleiding zag om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, Dvo. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van
S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.